Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 236]
| |
Dierbaare Lotje!Myne geneegenheid groeit met myne bekommering geduurig aan. Elke periode van uwen brief ademt liefde; maar zo wel de tederste, als de aller-zuiverste liefde; liefde, zo als in den reinen boezem myner Vriendin alleen kan ontstaan. Uw Vriend, (ik beef daar ik dit schryf) is reeds noodzaaklyk voor u geworden! Hoe dikwyls, zedert ik uwe Brieven over hem las, hebbe ik niet vuurig gewenscht, dat de zaligende Vriendschap, zy die ons, nog op aarde geplaatst, de verrukkendste denkbeelden geeft van een volmaakt geluk, 't welk in den hemel bewaard wordt, nooit op onze aarde was neêrgedaald, maar voor eeuwig haar verblyf had genoomen in die gewesten, alwaar men noch trouwt, noch ten huwlyk geeft, om dat men daar den Engelen gelyk is: Engelen, die, door groove zintuigen geene berichten ontfangen; die alleen door gezuiverde driften bewoogen worden: dan, myne Lotje, zou de Liefde zich niet van haaren sluyer bedienen, noch onder haar onschuldig, ziel-inneemend gelaat zich het | |
[pagina 237]
| |
tedergevoelig hart der Vrouwen aanpryzen, daar ingang vinden, en de bedwelmde Onbedagtzaamheid ... Ik kan dit tafereel niet afmaaken ... Het Graf, het kille Graf, myne Lotje ... en wat is dan beter schuilplaats voor een altoos deugdzaam meisje? De beschimping, de verachting van zulken, die geen verstand genoeg hebben, om de daad van het oogmerk te onderscheiden; zie daar eene der gevolgen. Ach, myne Lotje, gy zyt verliefd! De vriendschap heeft geheel andere, meer staatige uitwerkzels. Zy zyn nooit zo geweldig. Zy roert het hart, ja, maar niet zo tot vermoeijens toe. Zy is minder weelig in het roemen der goede hoedanigheden in de beminde ontdekt; zy spreekt er met zo veele keurigheid niet van; zy laakt de gebreken veel sterker. Moet ik het dan herhaalen? De Heer Leevend zal, begeert nooit de uwe te worden. Hy acht u, hy is verzot op uw byzyn, bekoord door uwe onweerstaanbaare zoetaardigheid, grootsch op uwe goedkeuring, verwonderd over uw geöeffend verstand; hy waardeert uwe vriendschap zeer hoog; hy is waarlyk uw Vriend: maar gy, lief meisje, gy zyt zyne Minnares! Indien hy u beminde, kon hy dan uw gezelschap voor Studenten en een Ombreparty laaten vaaren? Zou hy, zo veel de betaamlykheid het toeliet, u niet byblyven, alleen om maar by u te zyn? Leg uw hand op uw hart, | |
[pagina 238]
| |
myn Lotje! klopt het niet, terwyl gy dit leest? klopt het niet pynelyk? is het niet een weinig misnoegd - te leurgesteld, - durf ik het zeggen? Ik houde den Heer Leevend voor een braaf, voor een deugdzaam, voor een allerbeminlykst Jongeling; maar hy is jong. Zyn karakter is wel groot, doch het heeft nog geene vastigheid. Hy is nog, zien wy, mede te sleepen. En raakt hy eens op het spel verzot, wat kan dit voortbrengen in iemand, die zulke geweldige driften heeft? Weet gy dan niet, dat eene onbetaamlyke daad voor een braaf jongeling veel gevaarlyker is, dan voor een slegten knaap? Hoe verre kan eene enkelde mistrede ons op den weg der onvoorzichtigheid brengen! Wanneer wy aan de uiterste grenspaalen der onvoorzichtigheid genaderd zyn, dan zien wy wel eens met eene huiverende verbaasdheid, waar wy ons bevinden. Wy staan stil, maar hebben geenen moed om te rug te gaan. Wy ontwaaren een bypad, slaan dat driftig in, en zien, tot onze onherstelbaare schande, dat wy aan onze eerste mistrede alles te wyten hebben. Maar, kom aan, laat ik eens, u ten gevalle, een oogenblik onderstellen, dat gy niets dan vriendschap voor hem gevoelt: dan nog moet gy toestaan, dat uw toestand gevaarlyk is. Hoe onbeschryflyk smal is de afscheiding in de beide Sexen tusschen liefde en vriendschap! Herinner | |
[pagina 239]
| |
u, wat la bruyere in zyne Caracteren zo wel op dit stuk gezegd heeft. Laat ik myne Leenspreuk mogen vervolgen: Die smalle afscheiding wordt, door geduurig kabbelen, wel dra merkbaar, of mooglyk onmerkbaar uitgekloofd. Een klein stormvlaagje van lieve driften kan die doorbreeken, en liefde vloeit wel rasch met vriendschap tot éénen stroom! Goed, myne waardste, het zy vriendschap, en niets dan vriendschap: zal het altoos vriendschap blyven? En dit u ook al weer toegestaan, eischt dan nog uwe rust, uw geluk niet, dat gy deeze tedre vriendschap matigt? Nooit kan zy beantwoord worden. De betaamlykheid en de waare menschenkennis verbieden dat hartlyke, dat fyne, dat delicieuse samen smelten in de vriendschap tusschen de Sexen, 't welk zy in eene keurige Vrouwelyke vriendschap goedkeurt, en als iets geheel geestlyks beschouwt. Is de vriendschap tusschen de Sexen zo sterk, dan moet zy noodwendig tot huwlyksliefde worden opgelost, of wordt misdaadig. Zal uw Vriend, indien hy niet meer zy dan een ordinair man, nooit eens oogen hebben, om uwe bekoorlykheden te zien? zullen zy nooit zyn hart doen kloppen? ... Hoe! En hy is zo aandoenlyk; en zulk een driftig aanbidder van het schoone! Dit ook al weer toegestaan, kan hy dan altyd by u blyven? Hy zal zeker trouwen, en zyne Vrouw, om dat hy een braaf man is, vuurig beminnen; zult gy u dan ook, myn gevoelig, myn teder meisje, met koele hoog- | |
[pagina 240]
| |
achting kunnen vergenoegen? zal eene ingetrokken geneegenheid u voldoen? zult gy, zonder dat uw getroffen hart wegteert, u kunnen verbeelden, dat uw Vriend alle zyne oplettendheden, alle zyne liefkoozingen, zyner Vrouw toewydt? Ach, myne Lotje, zyne liefde is uwe behoefte geworden. Zult gy dan de heilige zedekunde des Euangeliums kunnen volgen, die niet alleen de daad, maar het aanzien om te begeeren zo streng veroordeelt? Herroep uwe Godsdienstige gevoelens. Maatig uwe liefde, of (wilt gy) uwe vriendschap. Overweeg, redeneer, handel u zelf getrouw, blyf bedagtzaam. Toon, dat moed en zagtaartigheid elkander niet uitsluiten. Vlied, zo gy anders niet kunt overwinnen. Bezorg uw Vriend, kan het zyn, een ander verblyf! Ik blyf uwe Vriendin; indien gy u zelf ongelukkig maakt, zult gy myn hart doen bloeden. Maar indien gy door uwe liefde ... Ach, myne Lotje, zoude ik dan nog ophouden u met Moederlyke liefde en ontferming te beminnen! Ik ken de zwakheid der menschelyke natuur, ik ken uw teder hartje! Ik weet, welk eene verbaazende omkeer de liefde in karakters, als het uwe, kan veroorzaaken. Ook dan zal ik, met versmaading nederziende op die waereld, die u streng beoordeelt, en echter niet zo deugdzaam is als gy, u blyven liefhebben. Het kind myner waarde | |
[pagina 241]
| |
Vriendin en weldoenster, haar lieve Lotje, zal nooit door my verstooten worden; ook dan niet, als ik haaren val met heete traanen beweene..... Ik ben te zeer aangedaan, om meer te schryven dan
Vaarwel.
a. belcour. |
|