Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Aan de stilzwygende!Komt het in uw plan van Bekeering ook te pas, nooit meer aan my te schryven? Ik wist niet, dat het zonde zy, aan eene Vriendin wat beuzelingen te schryven, indien men geen genoeg verstand bezit, om die à la Coosje Veldenaar te tracteeren. Hoe zit het? wordt gy geemlyker en styver, naar maate gy wyzer, en beter wordt? Wel, dan hebt gy den slag er niet van. Hier, myne Mama, en die is eene veel beter Vrouw, dan gy, en alle zulke nufjes in het goede, ooit worden kunnen, is de inschikkelykheid en de zoetaartigheid in eigener persoon. Maar zo gaat het! Negotie zonder verstand is schaê voor de hand. Pluk uwe pluimages dan vry van uw wel gecoëffeerd hoofd; ontvouw uwe boucles, en rol die zeer voorbeeldig by uw toupèt op; scheur zuchtende uwe tours de gorges; spel een dubbelden neteldoekschen halsdoek digt onder uw kin toe; leg uwe guirlandes, uwe pretentions, weenende af; zie met schrik en berouw op uwe witten zyden koussen; haat uwe hemeltergende satyne schoenen doodlyk; ja zelf, maak een Grieksch Vuurtje van al des | |
[pagina 232]
| |
Duivels livrei: Indien gy een vroome Zuurkyk wordt, dan, ik beken het, zult gy wel lastiger, maar geen hair beter worden; en Monsieur Satan, die toch een weergaase schalk is, zal u in zyn vuist uitlachen. 't Zal zo uitkomen, kind. Ik ga u alvast naar myne gewoonte schryven. Gy verdient het ongetwyffeld. Gy weet, wat ik eens over Veldenaar zeide? Nu, dat was geen voorbygaand behaagen, al liet ik het er voor passeeren. Die geneegenheid nam toe, naar maate het my ernst wierd, Mama's voorbeeld wat beter te volgen; maar onze Rammel wist my te zeggen, dat hy op Chrisje veel kans heeft. Ik begreep, dat ik er nu ten eenemaal af was. Die een Chrisje Helder bemint, kan op geen ander meisje denken; dat is by my maar afgedaan. Myne Mama zag my gaarn wel getrouwd. Nu zult gy het volgende gesprek beter begrypen. Wy zaten zeer wel te vreden by een: de man des huizes was geldwinnende en grommende: alles was dan in order. Ik. 't Is my toch raar, dat Wim niet hier is; nu wy zulke goede vrienden zyn, kon ik dikwyls eens op den tril met hem; altoos met dat vreemde gestoet! Mama. Ja, kind, ik denk dikwyls aan hem: zag ik maar, dat hy eens wel geplaatst en getrouwd ware! Ik. Heden, Mama, denkt gy daar nu al om? Zou hy geen zin hebben in Chrisje Helder? Mama. Mooglyk; maar myn Heer Helder zou | |
[pagina 233]
| |
hem zien komen! Die man heeft wel andre uitzichten met zyne Dogter. Wim is niet half ryk genoeg, om naar haar te durven zien. Ik. Coosje Veldenaar dan, Mama? Mama. Dat zou ten minsten beter voegen; doch zo als gy zegt, 't is nog vroeg. Maar, nu wy toch van trouwen praaten, zyt gy nog zó afkeerig van het Huwlyk? Ik. Hoe afkeerig meent Mama? Mama. Moet ik duidelyker spreeken? Zoudt gy kunnen besluiten, om de conversatie met een braaf man toetestaan, als het zyn oogmerk zy te zien, of eene nadere verkeering een goed huwlyk zoude belooven? Ik. Wilde Mama niet vraagen, of ik nog langer de Coquette wil speelen? Mama. Net getroffen! Ik. Moet ik beslissend antwoorden? Mama. Ja; want daar naar moet ik te werk gaan: ik zal niet toestaan, dat gy met een waardig man zult omspringen, als met een paar douzyn malle Jongens. Wat zegt gy? Ik. Die vraag is moeilyk. Mag ik weeten, wie de verliefde Gekskap zy, die aan my zin kan hebben, uit meenens? Mama. Ik heb myn antwoord weg: neen, gy zult het niet weeten. Ik zal hem bedanken: geen braaf man zal gedupeerd worden. Ik. Heden, Mama, wat zyt gy ook staatig! Wie | |
[pagina 234]
| |
zou lust tot trouwen hebben, daar men zo veel kwaade Huwlyken ziet? en echter myn Heer, uw Man, maakt my 't huis te benaauwd: evenwel, kwalyk getrouwd is, geloof ik, nog wel ruim tien per Cent erger. Mama. Dat is waar, maar ik zou u ongaarn getrouwd zien met eenen man, die zich uwe manier van leeven liet welgevallen, alleen om dat hy u niet wist te leiden. Ik. Myne manier van leeven! wat misdoe ik dan? Mama. Misdoen? dit woord heeft eene ruime beteeknis. Gy leeft maar, als de meeste jonge Dames; gy schynt ook maar niet te begrypen, dat eene Vrouw eigenlyk voor het huisselyk leven geschikt is; dat men nooit te ryk, of te aanzienlyk zyn kan, om nergens van nut te zyn, dan aan eene speeltafel of danspartytje: en zulke meisjes kunnen geene degelyke Vrouwen worden. Ik. Gy hebt gelyk, Mama. Uw voorbeeld geeft u recht om dus te spreeken. Zeg my nu, wie is de man, die aanspraak op my maakt? Mama. Myn Heer Ryzig. Ik. Bram Ryzig! wel, ik sta er verbaasd van. Bram Ryzig? Mama. De zelfde. Zyne Moeder heeft my verzogt, of ik de conversatie wilde toestaan. Ik zal u niet dwingen: gy moet hem slegts niet voor den gek houden, dit verbied ik u ernstig. Ik. Ik zal er my eens op bedenken. | |
[pagina 235]
| |
Mama. Goed, en meld my uw besluit. Wel, Renard, wat zegt gy van die Party? Jammer, dat Mama my zo op de vingeren ziet. ô Ik zou hem nog zo gaarn ook eens drillen. Als ik evenwel ook nog eens meen te Hylyken, is Bram zeker de beste uit den korf. Maar vindt gy het niet dood ouwerwets, dat zo een flinken Bol zyne Moeder naar de myne laat klungelen, zonder tegen my zyn bakkes open te doen? Had ik het hier vrolyker, of was Wim t'huis, kon ik met hem wat meer slenteren, ik zou den eerzaamen Abraham Ryzig hartlyk bedanken: nu verpligt hy my, en ik ben niet ondankbaar. Ik zie hem meermaal op 't Concert; met Bram zou dat nog wel wat heen bruijen, maar hoe zal ik het met de Ouwe schipperen? 't Is nog een Vrouw uit de Ark. Zy moet voorzien, dat zy my naar haar hand zal kunnen zetten; anders begryp ik dat niet. Hy is heel ryk, hoor ik. - Laat ik u maar zeggen, zo als 't is! Hy heeft hier reeds meermaal geweest, al houde ik my of gisteren dit tooneeltje eerst geöpend wierd. Ik was knorrig over uw niet schryven; doch ik kon 't niet uithouden ... Wat raadt gy my? zal ik hem maar vroeg of laat neemen?
a. leevend. |
|