Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
Waardste Helder!Gy begrypt wel, dat ik nu lang genoeg te Leiden geweest ben, om kennissen op te doen? vrienden, is eene andere zaak! Wat zal ik zeggen? de Waereld valt my ellendig af, indien ik haar moet beoordeelen uit de kennis, die ik hier van haar kryg. Ik ontmoet hier Speelers, Spotters met den Godsdienst, Liefhebbers van Bachus en Venus, Twistzoekers, Petitmaitres, Sloddervossen, Halfgeleerden, Vaerzenmaakers, en Snoevers. Geen van die is het Copieeren waardig. Een, uit myne nieuwe kennissen, moet ik echter die eere eens aandoen. Hy geeft my dikwyls geleegenheid tot denken; en toont my, wat de zucht, om van zich te doen spreeken, kan uitvoeren, indien het ons onverschillig is, hoe men van ons spreekt. Daar komt my die fraaije regel van onzen Vriend pope weer te binnen: And Cromwell damn'd to everlasting fame. De knaap, dien ik u ga beschryven, is een zeer | |
[pagina 213]
| |
ryk, zeer slegt opgevoed jongman, uit eene onzer Buiten- provintien. Hy komt hier alleen om een Mr. voor zyn naam te kunnen schryven. Hy zit veel te paard, en rydt alles omver, wat hem in den weg is; breekt hekken, en afschutzels uit baldaadigheid af. Alle avond om tien uuren komt hy dronken in de Logementen en Herbergen; en dat, ofschoon hy geen smaak in den Wyn heeft; doch daar stelt hy zyn eer in; hy drinkt des sterk. Overal, waar hy komt, valt wat voor; hy doet, om te toonen, hoe aartig, hoe vlug en sterk hy is, zo veel kwaad, als hy maar immer kan. Zyn er Vrouwen in het gezelschap, dan vloekt hy als een Dragonder, om zynen moed te doen zien, en vuilbekt om in een goed gerucht te zyn. Hy roemt overal op de gunsten, die de Sexe hem bewyst, en toont ons verscheiden kinderen, waar op hy een oud eigen heeft. Uit vrees om toch niet voor een goedslag van een jongen gehouden te worden, schopt hy zyn knegt de trappen af, slaat zyn hospes om de ooren; in alle Speelhuizen slaat hy de glazen in, steelt uithangborden, slaat het licht in de lantaarns uit, schopt vaten en gereedschappen in de gragt; klopt den nagtwaaker, die hem goeden nagt wenscht; vegt met de Stads Soldaten, krygt alle daag braaf wat op zyn kop, en ziet er dikwyls bont en blaauw uit. En dit schepzel is van natuur goedaartig; en ik ken onder onze medestudenten veelen, die | |
[pagina 214]
| |
zo weinig verstand hebben als hy heeft. Wat geeft zo een kwant zich eene moeite, om zich een naam te maaken! Niets te beteekenen moet hem wel onverdraaglyk gescheenen hebben. Daar ontfang ik uwen laatsten: Hoe aangenaam is my een brief van u! Nogmaal bedank ik u heel zeer. Welk eene sterke zucht ik ook voor de weetenschappen heb, zy kan my niet doen vergeeten, dat myn Vriend eene Zuster heeft, die jong, schoon, en - angetrouwd is! Ik zie wel, dat Willem Leevend aan haar niet moet denken. Zo schoon, zo ryk, zo bemind, zo omringd van den bloem onzer fatsoenlykste Jongelingen! Zou zy geschikt zyn voor den laagen staat van Domineés Vrouw? kom - gekheid; ik lach er zelf om! En evenwel, indien myn zwarten rok ...
Zy heeft op myne ziel een onbepaald vermogen:
Hoe heerlyk is de glans van haar verruklyke oogen!
Denkt gy niet, dat ik de raazende koorts heb? ik geloof het zelf haast; dit is zeker, dat myn hart geweldig staat; en dat ik dikwyls, zonder bepaald te weeten waarom, zuchten moet. Hoe onderscheiden zyn de verdiensten deezer uitmuntende meisjes! er zyn zeker deugden, die nimmer nuanceeren; gy verstaat genoeg van de schilderkunst, om deezen term te verstaan? maar | |
[pagina 215]
| |
deeze vriendschap wordt ondersteund door eene verscheidenheid, die de rykste harmonie uitlevert. Coosje is juist niet dat, dat men een zeer mooi meisje heet; haare teekening is echter keurlyk; zy heeft zulk eene lieve houding, zulk een belang inboezemend gelaat; zy zingt zo verrukkelyk, dat men haar wel zoude ontslaan om zo veel verstand te hebben: uwe Zuster bemint haar met zulk eene waare hoogachting; twyfel des niet, of ik Coosje hartlyk lief heb. Uuren agter een zoude ik zo naar haar willen luisteren, al praat zy maar met Jetje. Nu nog een woord over myne beste Lotje! ja Pauw, Lotje zal my zedelyk bekeeren! Gy kunt niet bezeffen, hoe dierbaar zy reeds aan myn hart is! zy is myne ernstige minzaame Vriendin. Ik heb geen smaak in ongeregeldheden; maar, waaragtig, ik zoude onder haare lieve zagte dryvende oogen niet durven komen, indien ik iets op myne rekening had. ô Dan was ik ook haaren nuttigen ommegang kwyt: aan myn geregeld gedrag hebbe ik haare goedheid voor my te danken. Zy heeft my niet verborgen, dat zy belang in my neemt: ô hoe streelt dit myn grootsch aandoenlyk hart. Wy spreeken veel en vertrouwelyk. Zy is in haar schik met den Bloemtuin, dien ik hier aanleg. Ik geloof, dat zy my met oplettende oogen nagaat. Dat moogt gy, heele Lieve! uw Vriend heeft zich niets te verwyten; voor u niets te verbergen. Gy zult | |
[pagina 216]
| |
u over uwen Vriend nooit schaamen....... Vaarwel, myn beste Vriend! ik ga met myne lieve Lotje nog wat zitten praaten. Duizend groeten. Ik ben altoos
Uwe oprechtste Vriend,
a. leevend. |
|