Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
Waardige vriendin!Zoude ik misnoegd zyn, om dat gy my op nieuw overtuigt van uwe vriendschap? Welk een verkeerd meisje was ik dan! Gy weet immers, dat myn karakter niet instemt met eenige onvriendelyke driften! Wierd ik hard bejegend, ach! ik zou my zelf wegweenen, maar er tegen inleggen? - daar ligt myn talent niet. Oordeel des, hoe dankbaar ik u ben; hoe ik myne Vriendin eerbiedig, die my, naar haar inzien, zo getrouw handelt! Gy kunt u naauwlyks voorstellen, hoe uw Gy zyt verliefd, Lotje, my door het ontroerde hart klonk! Neen, myne Vriendin, ik ben niet verliefd. De liefde, zegt men, is onstuimig, onrustig, driftig, ongelyk aan zich zelf. De liefde maakt ons agterdogtig, jalours, onredelyk, onbekwaam tot onze allergewoonlykste bezigheden; breekt onzen aandagt; doet onzen geest afzwerven, terwyl die zich verliest in vlugtige gedagten. Niets van dit alles ontwaar ik in het allerminste. Myne ziel is in eene onbeschryfelyke kalmte; myn | |
[pagina 198]
| |
hart wordt niet geschokt door hevige aanvallen. 't Is waar, gaarn zie ik hem, gaarn spreek ik met hem; zyne beleefdheid streelt my: maar hier rusten myne wenschen; ik heb geen eene dwaalende begeerte te voldoen. Er ryst geen een denkbeeld in myne verbeelding op, dat ik niet met zedigheid kan beschouwen. Hy is myn Vriend: alles is vervuld. Nu zyn alle myne dagen vergenoeging. Hoe gelukkig is Lotje! De beminlyke, de deugdzaame, de gevoelige Willem Leevend is haar Vriend. Vriend! verrukkelyk, dierbaar woord! ... Nooit neemt hy de allerstriktste betaamlykheid zo naauwkeurig waar, dan als hy by my alleen is! Dan zet hy zich (o my ontglipt niets, 't welk hem eere kan aandoen) altoos aan den overkant der tafel. Dan zyn zyne gesprekken het ernstigst. Nooit noemt hy my dan Lotje, 't is Juffrouw Roulin; hy blyft zelden zitten. Maar is myn Broeder, of zyn er andere goede vrienden by, dan is hy vry, vrolyk, aartig; dan ben ik Lotje, ja wel eens zyn lieve Lotje.... Waarom is het my zo aangenaam, dat hy my zyn lieve Lotje noemt? Wel, hy is myn Vriend, dit is des wel te begrypen; inderdaad, dat is het. Wat zoude ik des voor hem verbergen? Ik ben niet verliefd: dat zyne vriendschap my tot verrukkens toe aandoet, toon ik wel niet; maar behoef het ook niet te verbergen. Zeker, Belcour, zy- | |
[pagina 199]
| |
ne vriendschap is wel waardig, dat men er eenen hoogen prys op stelle. Hoe teder is zyne vriendschap! Ik heb driemaal de koorts gehad, en zie zelf wél, dat ik ben afgenoomen; ach, toen hy my weder in de eetkamer vond, hoe verheugd, hoe onthutst was hy! Hy zag my met zo veel deelneeming aan. Hy informeerde zich zo attent, hoe ik nu was: Hoe is het, myne lieve Lotje? Hy is nu zo stil in huis, als of ik gevaarlyk ziek was. Wat maakt hy my gelukkig! Evenwel, uw Brief zoude my ontrusten, zo ik niet verzekerd ware, dat ik niet verliefd ben. Gy hebt zo veel meer verstand, jaaren, ondervinding; gy kent my zo wel! Ach, uwe overdreevene bekommering doet u gevaaren zien, die er niet zyn. ô Myne Vriendin, verg my niet eene neiging uitteroeijen, die my zo dierbaar is, die my geneest van myne al te groote onverschilligheid voor dit leven. Nu is alles voor my van belang. Nooit was ik zo wel te vreden! Waarop rust dan uwe treurige voorzegging? Denkt gy, dat myn hart buiten zyne vriendschap nog iets meerder begeert? Ik weet ook wel, dat ik nooit iets meerder - iets anders moest ik gezegd hebben, dan zyne Vriendin worden kan; wie zal des myn onschuldig hart van streeken verdenken? Nu ja, ik weet het, immers ik vermoede het sterk, dat hy eene andere bemint; ten minsten - dat hy my niet bemin: maar wat heb ik zyne | |
[pagina 200]
| |
liefde nodig? 't Is waar, ik zou nu om de geheele waereld niet van staat willen veranderen; maar was ik dan ooit den eerlyken Bernards geneegen? Immers neen. Voor meer dan een jaar bedankte ik reeds voor zyne herhaalde aanzoeken: dit kan my des in geen vermoeden by u brengen. Dit is waar, ik ben thans zo gelukkig, dat er geen toevoegzel, van wat aart ook, behoeft by te komen, om my dien schat van aangenaame aandoeningen te geeven, die ik, zonder te bezwyken, draagen kan. De Heer Leevend groet u zeer vriendlyk. Denk niet, dat hy voor de Vriendin van zyne Lotje onverschillig is. Roulin groet u met byzondere hartlykheid. Vind gy het niet vriendlyk van Leevend, dat hy u zelf zo verre bragt? Nu, ik groet u voor hem heel zeer. Zyt gy, na gy deezen geleezen hebt, niet veel geruster? Hoe dwaas zoude ik zyn, indien ik ooit uitzichten had op den Heer Leevend! Ach, uit grootschheid alleen, op myne deftige - aanzienelyke familie, zoude ik, hoe ik thans gedaald ben, niet op hem verliefd willen zyn. Hy ligt wat overhoop met den Jonker. Gistren hoorde ik hem zeggen: Gy zult met my te doen krygen. Hy zag zeer rood, en ging haastig het voorhuis door. De Hemel behoede ons, indien hy beleedigd worde! Ach, myne Vriendin, hy heeft eene ligtgeraaktheid, die my doet beeven! | |
[pagina 201]
| |
en dat hy moed bezit, teekent zyn gelaat met sterke trekken. Hy gaat niet veel uit, zit veel by ons: dan leest hy my wat voor; en nu teekent hy een schetsje, om onze groote plaats en bleekveld voor zyne reekening tot een fraai Bloemtuintje aan te leggen. Hy is een zo werkzaam jongman en bemint de bloemen zo zeer, dat hy meest alles zelf schikt. Het ontwerp is eenvoudig; het behaagt my des zeer. Ik ben met alle gevoelens van achting en erkentenis, myne waarde Vriendin,
Uwe verpligte
l. roulin. |
|