Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 179]
| |
Waarde Willem!In lang heb ik niet geschreeven. Wy hebben nu zo eens ons geheel hart uitgepraat: dit is het nog niet al. Het beminlyk Meisje was nog by ons, toen gy ons verliet: zy kreeg gunstig permissie om nog wat te blyven. Zoudt gy my niet voor een Sir Uilskuiken gehouden hebben, indien ik, geduurende haar verblyf by ons, had gaan zitten schryven? Hoor, Leevend, ik ben niet zeer gevoelig, niet zo als gy, meen ik; maar hier toe zoude ik het niet hebben kunnen brengen. En nu eerst kan ik schryven. Laat uwe Zuster, in vredes naam, haar talent van plaagen omtrent eenen man in 't werk stellen, die wel wat verdient, al was het maar, om dat hy u het leven zo onäangenaam gemaakt, en zynen Neef ten uwen nadeele voorgetrokken heeft. De oude jonge Juffrouw Leevend zoude veel onverschoonlyker zyn, om haar dwaas gedrag, indien zy eenig verstand had: maar Mama zegt: | |
[pagina 180]
| |
dat het een zéér onnozel mensch is, die tot haar ongeluk zéér véél gelds bezit. Zo echter, gelyk men ons verteld heeft, de vryage van Doctor Töller een stukje van Daatjes eigen vinding zy, dan zeker verdient de schrandre Nigt veel meer kleinächting dan de dwaaze Tante. Mama vreest dit; zy hoopt echter, dat Daatje daar geen deel in hebbe. Het wordt echter vry algemeen verhaald. Wat kan toch (vroeg myn Vader,) in deezen het doelwit zyn? Wie kon dit bepaalen? dit is zeker, dat die oude Dame meermaal gezien is in een roozen couleuren Juste met witte franges, geheel ongedekt en en hérisson gekapt, gaande aan den arm van Doctor; en de spotters zeggen, dat zy iederëen groette, om toch gezien te worden, maar dat hy zeer verleegen scheen met zyne vyftigjaarige Schoonheid. ‘Ik denk daar ( zeide Chrisje,) aan het keurige prentje van chodowicki, La belle par derrière; die eenige straaten door een paar losse dartle Jongens werd nageloopen, tot dat zy, zich omkeerende, een aangezicht zo vol rimpels als moesjes vertoonde.’ - ‘Ja, (antwoorde Mama,) het is voor Vrouwen van myne jaaren, en Juffrouw Leevend is nog wel zes jaar ouder, zeer ongevallig te zien, dat Vrouwen van vyftig jaar zich nog ten spot der Losbollen stellen; doch hoe zegt het spreekwoord? vroeg geelerd, oud gedaan.’ Willem! hoe beminlyk, hoe eerbiedniswaar- | |
[pagina 181]
| |
dig is eene Juffrouw Veldenaar, en dan nog meer, als men haar by zo eene oude Coquette vergelykt! - Vergelykt? Dat is weer eene dier ongemanierde uitdrukkingen, die gy my nog moet afleeren. Dat gy geenen smaak hebt in uwen Contubernaal, begryp ik: mag ik u echter bidden, houd u buiten alle verschil met hem. Zeker, hier durf ik u toestaan, dat gy boven hem verheeven zyt. Indien gy eens met hem aan den dans raakt, en hy u eene onbeschoftheid zegt, dan zie ik zeer ongevallige tooneelen geöpend. Alle snoevers zyn nog al geen Bloodaarts. En is het uw werk, om Academiebuffels onder uw opzicht te neemen? Bemoei u niet met hem. De beminlyke Juffrouw Roulin zal, met al haar verstand en zedigheid, hem beter in toom houden, dan gy doen kunt. Zeker, Leevend, gy hebt onbeschryflyk veel goeds, maar gy zyt noch geduldig, noch nedrig; alle uwe beschaafdheid, alle uwe bevalligheid, alle uwe aangenaame losheid kunnen deeze twee gebreken niet geheel verbergen. Laat u waarschuwen! ligtgeraaktheid en trotschheid zyn de zwakke zyde van uw schoon, edel, verheeven, van uw goedaartig minzaam karakter. Hoe vleit het my, dat gy my waardig acht over zo eene heele lieve te schryven! Geluk, myn Vriend, met haar hart-inneemend byzyn. Hoe aangenaam zal zy uw huislyk leven maaken; | |
[pagina 182]
| |
zy, zo iemand, zal u verbeteren; dat voorzie ik al! Op het artikel van Chrisje kan ik alleen zeggen: denk nooit aan haar in zekeren zin. Haar hart is zo vervuld met haare Vriendin; myne Mama begunstigt die vriendschap zo sterk, dat ik er voor my zo iets uit begin optemaaken; wat zult gy niet weeten: dit alleen, Mama is zeer tegen het vroeg trouwen; en ken ik Chrisje, dan heeft haar teder hart wel de behoefte van te moeten liefhebben, maar geenzins eenen eigenlyken Minnaar noodig. Zy is in deezen weer geheel anders gestemd als onze Burgerhart. Chrisje ziet niemand met on derscheiding; doch zy gebruikt ook nooit iemand haarer nederige Dienaars voor Boodschap-Loopers en Oppassers. Groot is thans het getal haarer Naloopers; maar Chrisje is te verstandig, om zich daar airs op te geeven: zy kent het nietige te wel van zulke overwinningen. Dikwyls zegt zy:
De vos talens, de votre sortilège,
Mesdames, felicitez-vous:
Eh! l'admirable privilège
Que celui de leur rendre foux.
Dewyl gy haare silhouêtte, dit weet ik, zeer wel en zorgvuldig zult bewaaren, beloof ik u haar daar niets van te zullen zeggen. Zy zou, juist om dat gy daar zo een geheim van maakt, het u | |
[pagina 183]
| |
niet wel afneemen. Wim, het is zo een Chrisje! Het Miniatuur is keurlyk uitgevallen, wonder schoon getroffen; gy moet haar toch wel bekeeken hebben, Willem ..... Mama heeft het kostlyk laaten monteeren, en het zal eens voor een souvenir dienen, geloof ik. Myn Vriend Veldenaar gaat naar zyn Regiment. Welhaast is hy Kapitein. Hy heeft Coosje gehaald. Myne Zuster was zeer bedroefd. Zy heeft my, hoe ik het ook maak, niet eenmaal nog gekweld. Waarlyk, zy is de vreugd van ons huis. Is 't wonder, dat myne Ouders haar zo teder beminnen, - dat ik omtrent mal met haar ben? Zy heeft al het aangenaame der beschaafde waereld, en geene haarer gebreken. Geene Beuzelaarster, geene Dame du Ton; niet onderworpen aan grillen of vapeurs: mooglyk een klein weinigje ongelyk aan zich zelf, echter niet zo, dat het onäangenaam wordt; het geeft alleen eene Variatie, die altoos opwekt. Oprecht, gevoelig, zo bereid om eenen misslag te verbeteren, als om dien te belyden. Altoos bezig, nergens liever dan Buiten. ô Welk eene Vrouw kan zo een agttien-jaarig Meisje eens worden! Zy en haare Vriendin waren zeer in haaren schik met uw Briefje. Zy doen den aanstaanden Eerwaarden Heer Wilhelmus Leevendus vrolyk groeten; en ik merk, dat zy elkander vry wat op den ontfangst van dat Briefje ge- | |
[pagina 184]
| |
plaagd hebben: waar het aan vast zit, weet ik niet. ô Man lief, denkt gy dat ik in de Confidentie ben? Neen zeker! Het is veel meer met de waarheid overëenkomstig, als ik my noem
Uw Vriend,
p. helder. |
|