Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 128]
| |
Tedergeliefde vriendin!Eerst nu heb ik geleegenheid, om myne waarde Chrisje te bedanken voor alle de blyken haarer byzonderste vriendschap. Bedank uit myn naam insgelyks myn Heer en Mevrouw Helder voor de eer en genoegens my aangedaan. Groet uwen goeden Broeder; en zo hy aan onzen Wim schryft, dan moet hy uit mynen naam hem ook bedanken voor zyn lief briefje, en alleraangenaamst niets minder dan beuzelagtig gezelschap; vooral voor zyn keurig getrokken silhouette myner Vriendin. Myn Vader, een keurig kenner der Teekenkunde en van het schoone, zegt: dat uw omtrek den edelen Griekschen volmaakt gelyk is. Hendrik bezag het met te veel gevoel, om er zyne gedagten over te kunnen zeggen. Wees gerust! Het is toch raar, Liefde, dat gy my niet schynt te gelooven. Er zal geen copy van gemaakt worden! Ik laat het niet inlysten. Zoude ik iets, dat my zo dierbaar is, der beschouwing van elk ten prys geeven? Als ik nu voortaan uwe Brieven lees, zal ik dat lieve profil by my leggen, om toch zo veel van myne | |
[pagina 129]
| |
Vriendin by een te houden, als my mooglyk zy. Ach! myne Beste, uwe Coosje is zo ongevoelig niet, als gy u zelf wel eens poogt wys te maaken... Ik had het onuitspreeklyk genoegen, om hier alles redelyk wel, en over myne t'huiskomst verblyd te vinden, ô Myne Chrisje, hoe onschatbaar zyn die aandoeningen, welke onze wel geplaatste harten uit de hand der zegenende Natuur ontfangen! Gy weet dit, zo wel als ik, by de stille ondervinding. Hoe streelend zyn de naamen van Vader, Moeder, Kind, Broeder, Zuster! Wat zouden wy hier reeds gelukkig zyn, indien wy onze welbegreepen pligten altoos getrouw, met yver, met liefde, uitvoerden! Dat hartelyke, 't welk ons Huisgezin zo verbindt, zo vereenigt, maakt zeker voor u, myne braave Vriendin, onze Pastory zo alleraangenaamst; voor u, die zindelykheid en gemak zeer verre boven kostbaare meubelen en gouden lambrissementen waardeert. Myne Ouders geloofden, dat zy van hunne kinderen hunne beste Vrienden moesten vormen. Dus verre zyn hunne poogingen volmaakt beäntwoord. Indien God my deeze dierbaare Ouders laat, indien ik alle myne Broeders en Zusters moge behouden, dan kan er zeer weinig aan myn geluk ontbreeken. En sla ik myne oogen buiten deezen vreedzaamen huisselyken kring, dan zie ik u, myne Vriendin; welk een uitneemend toevoegzel aan myne beste geneogens! | |
[pagina 130]
| |
Uw teder verwyt doet my nu nog zeer: Gy, Coosje, bemint my zo niet, als ik u bemin! In deezen doet gy my ongelyk. Zoude ik u niet met de hoogste vriendschap beminnen, daar ik u zo zeer myne achting als liefde waardig keur? Bedenk alleen, myne Lieve, dat ieder niet, op de zelfde wys, de zelfde gevoelens uitdrukt. Alle uwe aandoeningen zyn, immers dit zou men haast gelooven, leevendiger dan de mynen; denk echter niet, dat myn hart minder pynelyk sloeg dan het uwe, toen ik u Vaarwel zeide. Was het wel noodig, uwe reeds heevige aandoenlykheid nog sterker aan te zetten, door u myne droefheid geheel te doen zien? Gy zaagt wel, dat het scheiden my zeer hard viel. Ik kon u de geleegenheid immers niet ontneemen, om ettelyke traanen vriendlyk af te droogen? En dat, ofschoon ik poogde u te spaaren! 't Smart my des, dat gy my dit teder verwyt hebt toegevoegd. Hoe dierbaar my uwe geneegenheid ook zy, (en daar aan twyfelt gy zeker niet,) ik zoude echter wel eens, dunkt my, half kunnen wenschen, dat gy zo iets had van uws goeden Broeders gelukkige mindergevoeligheid. 't Is waar, ik wensch het juist niet heel sterk, en ook maar voor zo lang als gy er door lydt. Hoe hadt gy toch dien laatsten avond zulk eene zwakke vlaag, myne Lieve? Als gy ziek wierd! als ik u eens nooit weêr zag! Het is, dit beken ik, niet onmooglyk; doch is | |
[pagina 131]
| |
het redelyk, u dermaate te bedroeven over iets, dat alleen mooglyk is? Laat ik u de dingen eens in een ander licht vertoonen. Weldra komt myne Vriendin Buiten. Hoe klein is dan de afstand, waar in wy van elkander zyn! wat is een paar uuren wandelens voor ons? Dan gaan wy weder, door het frissche groen beschaduwd, met elkander: dan staan wy geduurig stil, om de lieve stemmen der vrolyke vogelen te hooren, die ons van takjes en telgjes toezingen, en de schoone Bewooneresse van Beekenhof verwelkomen. Dan zitten wy weder in het Lindenhuisje by den grooten Vyver; terwyl uwe geëerde Moeder ons vergezelt, ons iets voorleest, onderwyst, en wy ons met het een of ander fraai handwerk bezig houden: onze lieve Kinderen herom dartelen, en myn Vader den uwen bezoekt. - Aprôpôs van Kinderen. Jetje heeft al drie dagen aan een brief staan schryven; dewyl gy haar dit verzogt hebt. Beurtling wordt de groote Pop gekleed, en staat zy met de pen in haar lief mollig handje: wat of het toch schryft! Wel nu, heeft Hendrik zyn woord niet gehouden? kunt gy hem nu wel beschuldigen van eene zeer merkbaare afweezigheid van gedagten? Wat kan hy niet doen, om u te behaagen? Zeer nedrig groet hy u. Weet gy, myne heele Lieve, waarom ik somwylen half wensch dat gy niet zo geheel, zo volkomen | |
[pagina 132]
| |
aan my gehecht waart? Ik zal het u eenvoudig zeggen. Hier door vernaauwt gy den kring uwer daaglyksche genoegens verbaast veel; gy blyft er echter in; het verveelen moet des het aangenaame verre overtreffen, en gy minder gelukkig zyn.
'k Volg u steeds in myn' verbeelding,
Ook daar ge in dien draaikring treedt.
'k Volg u, lieve schoone Helder,
By dat niets beteek'nend volk;
Onbekwaam om u te kennen,
Die slegts uwe schoonheid zien;
Die u eene gaaf benyden,
U gegeeven door Natuur.
'k Volg u, daar de zelfs-verveeling
Al uw treden vergezelt,
Daar gy by de kaarten toevlugt
Voor dat zelf-verveelen zoekt.
Helder, lieve schoone Helder,
Daar myn hart zo sterk voor klopt,
Stapte gy eens uit dien cirkel,
Voor myn waardste niet geschikt!
ô Besluit! kom, wees gelukkig:
Is uw edle geest gestemd
Voor dien toon der beuzelingen,
Nu en vogue, nu du ton?
Zo ik, door de dood verwonnen,
('t Leven is een brooze schat,)
| |
[pagina 133]
| |
In een reiner lucht verheven
Uw Bescherm-Engel word,
Dan zal ik meer magt erlangen,
Om te zorgen voor uw heil.
Maar u vuuriger beminnen......
Helder! dat's onmogelyk.
Gy verstaat my, ik zal niet duidelyker behoeven te spreeken: Is Chrisje Helder niet te groot voor Beuzelingen? Ei lieve, zeg my eens by geleegenheid: waar gy geweest zyt, wat gy doet, wie gy het meest ziet? Heeft men zich niet op uwe zo weinig modieuse Vriendin ondervraagd? Ik omhels u met myn geheel hart, en ben altoos
Uwe Vriendin,
c. veldenaar.
P.S. Jetjes Brief gaat hier nevens: dat's een kind! |
|