Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
Zevende brief.
| |
[pagina 32]
| |
wasjes karakter zo scheutig dan vlyery. Gy weet, het is eene oude Coquette; maar toch, zy heeft, op haar wys, nog al zo eens een overval van eigendunkelyke naauwgezetheid. Ei wat, men moet de zwakke zyde van iemand maar kennen, dan is de overmeestering zo een zaak niet! Het geluk begunstigt thans myn oogmerk. Lees den inliggendenGa naar voetnoot(*). Gy ziet hier uit, dat hy zeer veel smoel op myn geld heeft, en my (zeker om dat dit eene conditie is sine qua non,) waarlyk op den koop toe zoude neemen. Zo een domme grootspreeker moet gestraft: dat spreekt van zelf. Luister, hoe ik myn Plan gemaakt heb! Hy komt hier; hy geeft zich, die mof, het air, ziet gy, van iets geheims met my te willen houden, voor Tante. Pietje, is dat uittestaan? Nu zal ik hem op Tante afzenden. Hy zal haar douceurs zeggen; vooral over haare fraaije handen, daar echter niets meer aan is. Zy is in haar twee- en- vyftigste jaar nog niet schootvry. Zy denkt, (want zy is een zottin,) dat zy nog gansch niet te oud is, om Conquettes te maaken. Meer heeft hy niet te doen. Hoe ryk wordt dit geval aan uitkomsten! Terwyl ik Tante den kap vul, straf ik een verwaanden Gek, die zich zeker inbeeldt, dat hy my zeer veel eer doet. En het regent weer zest- | |
[pagina 33]
| |
halven. Roep nu vry: Vivent les gens d'Esprit, le Diable emporte la béte! Zo een Hans Dondergoud, (gy weet, ik geef zo gaarn aliassen,) kan my niet bevallen. Ik houde hem alleen pour rire, en geenzins pour autrement. Kent gy die vertelling? Maar gy leest niet; dat's waar. Ik heb hem echter gezien, die my behaagt. De knaap ziet er schoon uit, en zyn montuur staat hem als een Vorst! Hy was op het Bal in de Munt. Gy kent immers Veldenaar wel? Loop eens by onze Vriendin Heftig. Zo gy wat nieuws opdoet, schryf het aan
Uwe Vriendin,
a. leevend. |
|