Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
Myne heele lieve!Hoe gelukkig ik ook ben in het dierbaar byzyn myner geëerde Ouders; hoe wél ik met myn lieven Broêr te regt kan; hoe my alles aanlacht, en genoegen toebrengt, nog ontbreekt my iets, indien ik my niet mag verzekeren, dat gy, myne Coosje, my bemint, gelyk ik u bemin. De achting, die ik u toedraag, doet myn hart en verstand beide veel eer. Ach! hoe bemin, hoe eerbiedig ik u! Hoe gaarn zoude ik de uitnodiging uwer geëerde Ouders, ook met de uiterste goedkeuring van Mama, aanneemen! Hoe verlang ik om myne Vriendin te zien! Evenwel, ik moet u bedanken. Wyt dit aan uwen Broeder Hendrik. Ik ben moeilyk op hem. 't Is zyn schuld. Hy heeft my nog al in 't hoofd; en, dewyl ik geen de minste neiging voor hem heb, vind ik niet goed, hem noodeloos verdriet aan te doen: ik weet, dat hy my bemint. Moet hy my dan nog huislyk leeren kennen? Was dit zo niet met Hendrik, ik zoude al by u geweest zyn. Waar ben ik toch zo gaarn | |
[pagina 10]
| |
als by u, en uwe achtingwaarde Familie? Gy, myne lieve, zyt zo noodig in de huishouding; de kinderen zyn zo aan u gehecht; uwe Moeder is zo zwak; uw Vader bemint uw gezelschap zo zeer: - zeker, ik moet, ik mag u niet by ons verzoeken; anders! In weinig dagen zaagt gy my voor de Pastorie, om u in eene warme gemakkelyke Koets met Jetje mede te neemen. Kan het niet zyn, Coosje? Myne Ouders verzoeken u even hartelyk: nu, dit behoef ik u niet te zeggen! Hoe gelukkig ben ik in onze vriendschap! Ik voel zo leevendig, wat het zegt, uwe Vriendin te zyn! Hoe goed, hoe eenparig beredeneerd braaf kan ik worden, onder het oog eener Moeder als de myne, en aan de hand van zo eene Vriendin. Hier op leg ik my ook toe. Ik ben dikwyls zeer sober over my zelf voldaan. 't Is waar, ik doe juist niet veel berispelyks; myne Ouders zyn wel met my te vreden. Pauwtje noemt my zyne lieve Zuster: onze Bedienden hadden nooit reden, om zich over my te beklaagen. Als ik evenwel des avonds, (op uw voorbeeld) de balans myner zedelyke bedryven optrek, (en wie zal my verdenken, of ik ook te streng omtrent my zelf ben?) dan zeg ik meermaal; ‘zie, Chrisje, dat kon je evenwel beter gedaan hebben, meisje.’ Ik ben wel niet behebt met gebreken, die uit een slegt hart voortvloeijen; ik ken | |
[pagina 11]
| |
noch trotschheid, noch nyd; ik haat valschheid; en leugen; ik verfoei kwaadspreekendheid. Maar ik heb, vrees ik, Coosje, wat heel veel Meisjes ydelheid. Als ik er eens zeer wél uitzie, is 't my aangenaam, dat anderen dat ook zien. Wat is dat echter mal! - Ik sla meermaal van 't snedige tot spotterny over; doe ik iemand zeer, dan smart het my dermate, dat ik veel misnoegder op Chrisje Helder ben, dan iemand, die ik beledigde, zyn kan; en ik poog het ook te vergoeden. Kortom, ik heb myne Vriendin zo noodig voor myne zedelykheid, als voor de behoefte van myn gevoelig hart! Gy weet het, buiten u heb ik geen eene Vriendin. Allen zyn alleen goede Bekenden. Myn hart is vervuld: kan het anders zyn! Voor u heb ik geen geheim. Had ik zo iets, 't welk ik voor u wilde verbergen, zou ik rasch besluiten, dat dit niet richtig waar. Gij, myne lieve, verheft u niet boven uwe Vriendin, door eene neuswyze vertooning van meerderheid; met Vrouwelyke zoetaartigheid ziet gy neder op zulke dwaasheden, die gy zelf niet hebt, maar met oordeel duldt, tot dat gy die op de beste wys kunt wegneemen. Wees des gerust, dat myne ongeneegenheid voor uwen Broeder niet ontstaat uit eene oorzaak, die gy bedoelt. Myn hart is vry. Ik ben, weet gy, veel te ryk, om agttien jaar, en nog niet van Minnaars omringd te zyn. Maar ik denk nog niet aan | |
[pagina 12]
| |
een zo gewigtig stuk als het Huwlyk; en myne Mama zoude ongaarn zien, dat haare eenige Dogter zo vroeg trouwde, als nu meer en meer de mode wordt. Wanneer gaat uw Broeder naar zyn Garnisoen? Hy is byzonder in de gunst by mynen Vader, die nooit moede wordt van hem te spreeken. Ik beken gaarn, dat hy een voortreflyk jongman is; als de Broeder myner hartvriendin bemin ik hem met achting. En zyn rang van Militair zou hem by mynen Vader geen nadeel toebrengen, indien myn hart hem beminde; hoewel hy zeker my liever aan eenen Koopman uittrouwde. Wy allen groeten Myn Heer en Mevrouw Veldenaar met hoogachting, en ik ben
Uwe
chrisje helder.
PS. De lieve Mevrouw van Oldenburg, weet gy, is hertrouwd. Ik weet niet, of zy wel heel gelukkig is! die waarde Vrouw. Wat zal uw Dirk blyde met de fraaije zweep van Pauwtje zyn! |
|