Historie van den heer Willem Leevend. Deel 1
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
Mevrouw, waarde vriendin!Ik schryf niet graag, en voor al niet graag Hollandsche Brieven. Uw Brief moet ik evenwel beantwoorden. Dat is zo in de order. Wat zal ik zeggen? Het is by my al oud nieuws. Wist gy daar nog niet van? Neen, wy zyn juist geen heele groote specialen; evel, ongenoegen hebben wy ook nog al nooit gehad. Maar Zuster was my altoos te wys. Ik hou niet van zulke verstandige Vrouwen; ik mag ze zelf niet lyën. Ik verschil ook te veel met haar. Myn levenswys smaakt haar niet; dat heeft zy my wel eens duidelyk gezegd; en ik ben evenwel ouder dan zy; en ik mag dan zo veel verstand niet hebben, ik ben evel meestresse van myn goed, zou ik hoopen; en ik ben heel gezellig, ik ga veel uit, en zie veel lieden van rang. Ik speel alle avonden myn kaartje. Behalven op Zondag, dan geeft dit geen pas; dan zit ik met myn handen over malkaar, of kyk wat in een Gebedenboek. Kleede ik my wat jeugdig, ik behoef het niet om myne Dogter | |
[pagina 6]
| |
te laaten. Ik ben vry, en hoop zo te blyven, al weet men my recht te doen. Nu, het is haar zaak: het Huwlyk meen ik. Ik bemoei my met Zusters affaires niet. Myn Nigt heeft my alles geschreven; en als die het by Mama niet wél heeft, by my is zy graag, en altoos is zy welkom. Ik kan veel beter met haar, dan met haare Moeder te regt. Willem, ô die is een verwaande gekskap. Ik ben boos, om dat hy zo op zyn Vader gelykt. Nu, die heeft my ook niet veel plaisier gedaan! Zy mogen zien, hoe zy 't redden; 't is buiten my. Mooglyk houdt hy Willem wel op 't Kantoor; want al heeft myn Broêr hem Latyn en Grieksch laaten leeren, zo was echter zyn oogmerk, om een Koopman van hem te maaken. Ik hou van geen Kooplui. Ik heb ook nooit een Koopman willen hebben; er is geen raar aan. Maar heden, vindt gy zo véél fraais in Mevrouw Leevend? Ik niet! wel, 't is een Vrouw als alle andre Vrouwen; behalven dat zy heel wys en een zeer huisselyk schepzel is. Ja, zy is niet lelyk, niet kwalyk gemaakt, maar my veel te popagtig, veel te teêr; en hier door teekent zy zo jong; dat is de heele zaak. Nu, mooi is een smaak; en my is het wél; want ik bemoei my niet veel met haar. Altyd zo druk in de kinderen? ik beklaag u hartlyk. Wat is het gerust niet getrouwd te zyn! Vaarwel wenscht u
Uwe Vriendin,
g. leevend. |
|