De Nederlandsche Vrijheid, aan de Deugd, haar het beeld van den grooten Pascal Paoli aanbiedende.
Look next on Greatness, say where Greatness lies;
Where? but among the Heroes and the wise.
Ontvang, myn hartvriendin! held Paoli's beeltenis;
Ik liet, door schrandre Kunst, dus uwen gunstling maalen:
Hy, die zo dierbaar in uw heilige oogen is,
Moet in myn heldenrei - moet in uw tempel praalen.
De woeste Mavors roemt zyn monsters; Heerschzucht roemt
Haar troontirannen, die Natuur op 't harte traden;
Zy worden, ja, door u, maar tot hun schand genoemd:
Verachting vult myn hart voor hunne gruweldaaden.
't Zijn andre mannen, die gy uwe gunst betoont,
En die ik hoog waardeer - in welk een oord geboren;
't Zijn Ruiters, Marlboroughs, Eugeenen, die gy kroont:
Turennes, Frederiks, die onze ziel bekooren!
O gy, die Nederland, met my, de wetten geeft,
Gy weet, met welk een hart ik Paoli heb ontvangen;
| |
Uw Paoli, my zo waard; die niets ten doelwit heeft,
Dan d' onderdrukten Cors zyn recht te doen erlangen.
Hy trad, voor Corsica, in mynen dienst, om 't Land
Van 't haatlyk juk te ontslaan, en voords den vreê te geeven;
Geen heerschzucht gaf hem 't zwaard in zyne strijdbre hand:
Zyn ziel, zyn groote ziel is boven haar verheven.
Hy, die het waar belang zyns vaderlands bemint,
Stelt al zyn' roem in 't heil des volks te doen vermeêren.
Schijnheilige Achtbaarheid bezielt geen boezemvrind
Van godgewyde deugd; - 't zijn Cromwells die haar eeren.
Vriendin, wat schoon gelaat! doorluchte Corsicaan!
Uw trekken toonen my uw edel zielsvermogen:
Ik voel myn hart ontroerd! wat doet zyn lot my aan,
Daar ik dit beeld aanschouw! - wat zijn dat spreekende oogen!
Verstand, bedaardheid, moed, een heusche vriendlykheid;
Een grootschheid, die hem all'zyn rampen klein doet achten -
Ik zie ze op 't leevendst door dat fraai gelaat verspreid -
Is iet te groot, om 't niet van deezen man te wachten?
Dus dacht ik, daar myn oog gevest bleef op dien Held,
Toen hy myn wereldstad met zyne komst vereerde;
Groot in het staatsbestuur, groot in het oorlogsveld -
Niet minder toen hy week, dan als verwinnaar keerde.
Hy is uw vriendschap waard', o goddelyke Deugd!
Daar hy, in 't sterkst gety der mannelyke jaaren,
Ja, in 't verleidendst van een levendige jeugd,
U volgde; - zet hem vry uw eerkrans op zyn hairen!
Zing, zing van zynen lof, verheven Poëzy!
Hebt ge ooit tot glorie van verdiensten aangeheven:
Neen, schoone! zwijg; gy zijt verdacht van vleiery -
Deugd zal de beste lof aan haaren Pascal geeven,
Daar zy haar tempel met zyn beeltenis versiert,
Het der Bataafsche jeugd, door my, wordt aangeweezen
(Wen die naar 't choor der eer haar vlugge schreden stiert)
Als de eer der Corsen en de schrik der Genuëezen.
|
|