| |
De Nederlandsche Vrijheid, aan der Corsen Generaal, Pascal Paoli.
Gij, die uw Corsica roemruchtig hebt verdedigd,
O Paoli! zijt gegroet, zijt welkom in een Staat,
Daar woeste oproerigheid, mijn zacht bestuur ten smaad,
Geen Burgervaders hoont, geen wettig Vorst beledigt;
Daar twist de band niet scheurt die Vorst en volk verbindt;
Daar elk mij hulde doet, zijne Overheid bemint.
Doorluchte Held! zie, hoe de vaderlandsche Grooten
Uw deugd eerbiedigen; hoor, hoe mijn burgery
(Gij kent haar afkeer van gevloekte dwinglandy;
Gij weet wat stroomen bloeds zij heeft voor mij vergoten),
| |
| |
U hartlyk welkom heet, u noemt een Vrijheids vriend,
Die van een vrij volk eer en dankbaarheid verdient.
Toen 't krijgsgeluk uw moed en wijs beleid bekroonde,
Toen hoorden wij uw naam met blijden lof gemeld;
Toen won uw grootsch gedrag elks achting, roemrijk Held!
Maar hoe gij u ook steeds die achting waardig toonde -
Nooit waart gij grooter dan nu tegenspoed u drukt;
Nu voelt het koelste hart zig door uw deugd verrukt!
Ik zie mijn Brederode in u, o Held! herleeven -
O gij, die 't braaf gemoed die zucht hebt ingeplant,
Die 't onverbreekbaar hecht aan 't waarde vaderland,
Bewaar der Corsen hoop voor zulk ontijdig sneeven!
Bedroef 't rampzalig volk toch niet door zijnen dood,
Gelijk ge ons hebt bedroefd, toen Hendrik de oogen sloot!
O vader van dit volk, altoos beminde Oranje!
Mijn Willem, 't Neêrlandsch hart, zo dierbaar en zo waard'!
Held Paoli, u gelijk in wijsheid en in aart;
Zo vaak der Gallen schrik als gij de schrik van Spanje,
Wordt, bij den vrijen Cors, die 't laffe vleyen haat,
Bemind, ja aangebeên; als gij in deezen Staat.
Grootmoedig Corsicaan! zie in mijn vochtige oogen,
Hoe mijn ontroerde geest deelt in dat zwaar verdriet,
Dat men in uw gelaat, uwe edle trekken ziet,
En in uwe oogen leest: wat is mijn ziel bewoogen,
Daar ik dien Held beschouw, zijn vaderland gewijd,
Welks ramp zijn hart verscheurt, welks heil zijn' geest verblijdt!
Verdrukte Corsen! zaagt gij uwen Veldheer vluchten;
Bezweekt gij voor verraad, geweld en overmagt;
Zo lang uwe edle ziel het slaafsche juk veracht,
Is 't nog niet hopeloos; ja, wat gy hebt te duchten,
Houdt moed; verdedigt u; ons groot Gemeenebest
Is ook, met taai geduld, door dapperheid gevest.
Wat Land, o Corsica! heeft meer dan dit geleeden?
Wat heeft het, goede God! wat heeft het doorgestaan!
Dan trok de Wreedheid met verwoede legers aan;
| |
| |
Nu gaf de Wraak aan Moord ten prooi de beste steden;
Dan werd 's Lands adel, trouw aan rechten, wel, en pligt,
Naar 't hofschavot gesleept, beroofd van 't levensticht!
't Rampzalig Nederland kon nergens uitkomst vinden:
De groote Oranje stierf, vermoord door snood verraad,
Elk wachtte d' ondergang van onzen veegen staat;
God redde 't Vaderland. - Houdt moed, doorluchte vrinden!
Verdedigt Corsica; houdt, houdt uw zwaard op zy',
En sterft ge op 't oorlogsveld, sterft, braave Corsen! vry.
Beklaaglyk Corsica! zie uwen Held rasch weder,
Verzeld van zo veel heils als zo veel deugds verdient:
Hy scheidde van u als een vader, als een vriend,
Hy weende ('t edel hart eens helds is zacht en teder:)
‘Myn dierbaar Vaderland! 't moet zijn,’ dus sprak hy, ‘'k ga! -
Vaar wel mijn Corsica! - vaar wel, mijn Corsica! -
En gij, myn Paoli's land- en druk- en togt-genooten!
Gy, edle Corsen! die den grooten man verzelt;
Gy, boezemvrienden van dien weêrgaëloozen Held!
Zijn grootste zegepraal zou min uw lof vergrooten,
Dan dat gy hem geleidt in zynen tegenspoed;
Gy zijt zyn vriendschap waard, uw hart is groot en goed.
O dapperheid, die 't hart der fiere Corsicaanen
Gevormd hebt; Hemeltelg! die all' zijn daên bezielt:
O vryheid van zyn Land, waarvoor hy nederknicit,
Om wie zyn forsche hand ontrolt de legervaanen! -
Dat eens dit moedig volk met de overwinning keer',
En, in Gods gunst, hun Held, hun Paoli kiez' tot Heer!
Dan ziet gy, Corsica! de weetenschappen bloeyen;
Dan wordt de kunstrei door myn wysgeer ingebragt:
Wie meldt al 't heil, dat gy uit zyn bestuuring wacht!
Dan zal uw welvaart met 's Lands vaders boogheid groeyen;
Dan wordt de Schraapzucht als de Luiheid rasch verjaagd;
Zy hebben u te lang in Godsdiensts rok geplaagd:
Dan wordt de onnutte pracht voor altoos uitgebannen;
Verdiensten! 'k zie u eere, gaaven, gunst bereid;
| |
| |
Dan wordt het jeugdig hart tot alle deugd geleid;
Dan roemt ge, o Corsica! op zo doorluchte mannen
Als die, waar Nederland met reden roem op draagt,
Terwijl van uw geluk geheel Euroop' gewaagt.
Voorzienigheid! bewaar myn Paoli's kostlyk leven!
Bewaar zyn Corsica, zo lenigt Gy zyn smart!
Verhoor den grootschen wensch van zulk een deugdzaam bart!
Vaar wel, doorluchte Held! schoon gy ons zult begeeven,
Nooit wordt gy in myn land vergeeten, daar het goed'
En 't groote roem erlangt, in wien men 't ook ontmoet'.
|
|