Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendA. (De wed. van Crimpen, Teerlink, aan Mr. M.C. van Hall.)Ga naar voetnoot3WelEdel Heer!
Uwen welgemeenden brief heb ik in welstand ontvangen, en met een gevoelig dankbaar hart ten opzigte van het aandenken aan de overledene, zoowel als uwe gulle aanbieding tot behulp van myne waardige vriendin Deeken, gelezen. Hare omstandigheden zyn thans zeer moeyelyk, ten opzigte harer gezondheid. Zy was by het overlyden van myne lieve tante zeer bedaard, heeft zelve met my alles besteld wat noodig was voor de begrafenisse; maar Dingsdag avond heeft zy eene zware koorts gekregen, verzeld van ylhoofdigheid, hetgeen zy wel eens meer gehad heeft; donderdag en volgende dagen was zy weer volkomen by haar kennis, tot zondag, toen is zy alle medicynen en diensten gaan weigeren, kreeg eene belemmerde spraak en eene volle borst. Gister avond dagten wy niet, | |
[pagina 416]
| |
dat zy den nagt zou gehaald hebben, en zou ik tog zeggen, dat zy iets beeter was met opzigt tot de benaauwdheid. Er is een lavement geappliceerd, hetgeen een zeer goed effect heeft gedaan, 't welk my eenige hoop geeft. Dit, mynheer! achtte ik van myn pligt u te doen weeten; kan ik u van dienst zyn ter bevordering uwer bouwstoffen - u heeft my maar op te geeven hetgeene gy liefst weeten wilde. Myn lieve Aagje zou u diezelve stoffen tot een casteel kunnen aanbrengen; maar de myne zullen zig slegts tot een heel, heel klein tuinhuisje bepaalen. UEd. Dw. Dienares
J.L. Teerlink, wed. A. van Crimpen. 13 Nov. 1804. |
|