Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCXCII. (Aagtje Deken aan de dochter der weduwe J. Dóll, Amsterdam.)Mejuffrouwe Hooggeachte Vriendin!
Zeer aangenaam was het my iets van u en de uwe te hooren en met waare, gevoelige deelneeming las ik de critieke toestand uwes Broeders, ik weet wat sukkelen, ik weet wat Lyden het voor het gevoelig menschelyk hart geeft getuigen te zyn van het smartelyk | |
[pagina 411]
| |
Lyden onzer Natuurgenooten en nog veel meer van dat onzer Huisgenooten, Bloetverwanten en dierbaare Vrienden. De Voorzienigheid heeft u en uw Huisgezin niet onbedeeld uit den Lydenskelk gelaaten; veel ziektens, veel smarten, veele en langduurige zwakheden veroorzaaken en worden ook doorgaans verzeld van veel kommer en zorgen en verslinden dikwyls niet dan al te spoedig de vruchten van den vlyt des yverigsten voorstanders van den welstand van zich en de zynen. Wy weeten dit by de treurige ondervinding en zyn, door eigen Lyden, gevormd om de Deelneemsters te zyn door Rampen die anderen treffen. Onze deelneeming is des te hartelyker, daar wy althoos uw volkoomen Eensgezindheid, uwe onderlinge liefde, en uwer aller eerbied en genegenheid voor uwe braave achtingwaardige Moeder, met Stichting en Hoogachting bewonderde. Wy wenschen dus van ganscher harte dat alles zich spoedig met uwen Broeder mooge ten besten schikken, het gevreesde kwaad voorkoomen en Hy geheel ten steun des Huisgezins, mooge hersteld worde. Dat Gy in gezondheid en krachten mooge toeneemen en uwe lieve Moeder de ondersteuning der Almacht en Liefde, in alle haare omstandigheden mag ondervinden! Met myne vriendin word het van dag tot dag elendiger, ik heb den moed niet het te Repiteren daar de enkele gedachte aan Haar smartelyke marteling myn hart verscheurd; de krankheid is zo kostbaar als foltrend, behalven de ontzettende Apothekers Rekening, aan eene vrouw die Haar oppast en aan waakloon, alle weeken 10 Gulden, waar moet dit heen? en het kan nog lang duuren. Wy moeten by den dag leeven en na het onzen gedaan te hebben, ons lot aan de Voorzienigheid onderwerpen en overgeeven. Domine Bregge PaauwGa naar voetnoot1 bevald ons, tot op heden, by uitstek | |
[pagina 412]
| |
vooral door zyne schoone gebeden, door zyn yver voor den waaren Ch. Godsdienst, het onderwys der jeugd en de bevordering van reine Godvruchtige gezinningen. Ik heb zyne vrouw na Haare verlossing, bezogt en in geen tyden zulke aangenaame uuren doorgebracht. Ik hoop gelegenheid te hebben Haar regt veel te zien. Indien de elende myner vriendin niet zo groot en haar schreeuwen, kermen en Brullen, zoude ik wel moogen zeggen, niet zo zonder tusschenpoozing was, ik had al lang myne poogingen aangewend, om u een vaersje voor uwe Almanack te zenden. Het Engelsch werkje waarover u schryft is reeds twee jaar uitgeleend geweest, en wat wy doen om het weer te bekoomen, het is tot nog vergeefsch; kunnen wy het nog bekoomen, wy zullen het u zenden, met den vriend die u dezen Brief bezorgd. Vaard wel geliefde Vriendin. Het hartelyk compliment aan uwe geachte Moeder en Broeders van allen; ik tekene my met waar genoegen UEd. Dw. Dienares en oprechte Vriendinne
A. Deken. 's Hage: 28 Juny: 1804. |
|