Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 407]
| |
van u en Mejuffrouw uwe Dogter gezien, in het deerniswaardig lot van onze dierbare vriendinne. Eene naauwkeurige beschryving te geeven van Haare geduurige afwisselende smarten, zoude, geloove ik, voor eenen kundigen Arts zelve, hoogst bezwaarlyk weezen. De grond van Haar kwaal ligt in eene, booven verbeelding gaande, aandoenlyk zenugestel, de kwaal is overgeërfd. Reeds nog maar een tweejaarig kind zynde wierd zy reeds dikwyls, nadat zy weinige oogenblikken te vooren, nog vroolyk in de kakstoel zat te speelen, voor dood uit de zelven opgenoomen, dan had zy hevige koortsen die dikwyls tweeendertig uuren duurden, de koorts ging af en zy liep weer vroolyk speelend daar heen. In eenen verderen ouderdom bleef zy zeer aan zenuwkoortsen onderhevig, en had om de jaaren vyf, zeven, min of meer, heevige aanvallen van dezelven, die dan twe a drie Maanden, door aanhielden; een jaar of twintig geleden waaren wy te Amsteldam gelogeerd, dáár kreeg zy eene heevige aanval van deeze treurige ziekte, die toen zich vertoonde in heevige benaauwdheden en een volstrekten afkeer van alle voedzel, zodat zy in geen twee Maanden iets gebruiken kon dan Mediceinen, zelf geen eyerlepeltje vogt. Op eens hoord zy dat er Grauwe erwten met gebraaden Rundvleesch gegeeten zal worden, vraagt aan Doctor Everwyn, die toen over Haar practiseerde, of zy dit eeten mogt: Eet alles waar Gy trek in hebt, was het antwoord van den Doctor, zy at er smaaklyk van, het bekwam Haar wel, zy beterde, ging weer uit; dan eenige Maanden laater kwaamen dezelfde toevallen weder zo dat zy in het Herfstsaisoen, by mistig vogtig weder, geen lucht kon kreigen dan door voor een open raam zelfs des Nagts te liggen. Naderhand vertoonde zich deeze ziekte weder in zyne beginsels door alle soorten van lastige toevallen, zo van koortsen, als eene ondraagelyke ongeduurigheid, zo dat zy alle oogenblikken van plaatsch moest veranderen, nergens duur had zonder zelve te kunnen zeggen wat Haar eigenlyk mankeerde. Dan moest zy oogenblikkelyk naar bed, riep, ik sterf! stond een uur daar na op, werkte in de tuin en was weder volkomen wel, dit ging al zo zukkelende voort; toen wy in 1788 naar Vrankryk gingen, deed die Reis haar zo veel dienst dat zy nimmer zo gezond geweest was als toen wy, in het schoonste van dit bekoorlyk Land, te Trevoex, by Lion aan- | |
[pagina 408]
| |
kwaamen; daar wierd zy volkoomen wel, voelde geen Lichaam, wierd Vet en won schielyk tien pond gewicht totdat zy op eenmaal, door een woedend Rhumatismus op de tanden wierd aangetast, 't welk Maanden aanhield en Haar zo verzwakte dat zy als een kind moest leeren gaan; zy herstelde geheel, maar kreeg daar voor 't eerst, die hevige kramppyn in de borst en Maag, waar aan zy nu zo vernielend lyd, echter kon zy toen, zo als ook naderhand, hier in ons vaderland, drie, zes meer Maanden geheel vry blyven. Maar in october 1801, zeer wel met my uitgaande en zo vief loopende dat ik Haar niet by kon houden kreigt zy in het Huis van een onzer vrienden waar wy thee dronken zulk een heevig Coliek, dat wy schielyk met de koets naar Huis moesten, en zy uit dezelve in het Bed gedraagen wierd. Naar dat dat toeval door Lavementen en stoovingen tot bedaaren gekoomen was kreeg zy die kramppynen met verdubbelde woede weder, en Haar zenugestel zoo sterk geschokt kwam niet weder tot bedaaren. Van dien tyd af tot nu, dus by naa twee jaar en vier Maanden, lyd zy byna zonder tusschenpoosingen, beurtlings, aan woedende kramp in de borst en de Maag, valsche braakingen, doodelyke benaauwdheden, eene byna verstikkende hoest wanneer de kramp op de long valt, aanvalle van zwarte Melancolie wanneer zy, zo als zy zich uitdrukt gewaarwordingen heeft als of zy door een onzichtbaar weezen getergd, en inwendig, in alle richtingen, als met koorden getrokken word, dan schreit zy, uuren agtereen geheel werktuigelyk; dan scheind het weer of alle krachten los laaten, alle veerkracht verslapt, het hoofd buigd zich, de kniejen buigen, men voelt geen pols, alle die toevallen koomen zoo geheel onverwagt, dat wy in het eene kwartuur nooit voor het daar op volgende verzeekerd zyn en zy geheel het slachtoffer is van de allerminste, voor ons byna onmerkbaare, verandering in den Dampkring die alle de toevallen wyzigd. Noordenwind, althoos woedende kramppynen, westenwind, benaauwdheden, zuidenwind, vogtig weder, Braaking, hoest, Melancolie, ider streek des winds veroorzaakt byzondere toevallen en bepaald der zelver mindere of meerdere hevigheid; eene heldre drooge oostenwind geeft Haar de draagelykste oogenblikken, dan juist, deeze wind waaid in ons Land zeer zeldzaam. Ongelukkig, daar | |
[pagina 409]
| |
en boven is het dat myn vriendin veele medicynen in deeze treurige ziekte dikwyls met vrucht gebruikt niet verdraagen kan, maar de zelve met doodelyke benaauwdheden weder uitbraakt waardoor de zenuwen slechts meer geschokt en het lichaam afgemat word, zoals, onder anderen door de staalmiddelen; tegen de pyn heeft zy nog niets kunnen gebruiken dan de opium, die Haar met alle moogelyke voorzichtigheid is toegediend, doch, gelyk van zelf spreekt, van tyd tot tyd vermeerderd moet worden teegen de benaauwdheden Spieritus Nitradulsie met Kampher. Om u maar eenig denkbeeld te geeven van Haar, Spinnekopachtig, zoude ik haast zeggen gevoelig zenugestel, zal ik een voorbeeld neemen van Haare Reukzenuwen. Wanneer, in een Huis, met eene buitengewoone lange Gang, een Meid, met een niew blaauw vries boeselaar inkoomd en de lyderes op een kamer zit aan het einde der gang veranderd zy van Coleur, alleen door den reuk van die boezelaar; proeven hebben dit beweezen, ider verwonderd zich dat zy, na zo veel en zulk langduurig lyden, niet meer nog afneemd, te meer daar zy twe a drimaal in de week zo vreeslyk zweet dat kleeren en Beddegoed als door het water gehaald schynen en zy dikwyls in twee nagten geen kwartuur slaapt, zonderling is het ook dat zy, wanneer zy niet geslaapen heeft het helderst is, het schynd dat Haar slaap niets dan eene bedwelmende zenuwkoortsachtige slaap is; in vroeger tyd pleeg zy, na een aanval op de zenuwen, een etmaal door gerust te kunnen slaapen en was dan hersteld. Zie daar, veel geliefde vriendinnen, u, zo naaukeurig my mooglyk was, een bericht gegeeven van de ziekte myner dierbaare vriendinne, eene ziekte die my zo veel angst zo veel zugten en traanen, en ons, in onze niet ruime omstandigheden, zo veel geld gekost heeft en nog kost en dat alles slechts tot soelaas, niet ter genezing. Zoud Gy wel zo goed zyn van dit uwen kundigen en Menschlievenden Docter mede te deelen? want schoon wy alle vertrouwen stellen in onze eigen kundige voorzichtige Medicynmeester, die zich een genoegen maakt, ons zonder eenige belooning te bedienen, kan een ander iets weeten waar op Hy nog niet gedacht heeft, en Hy zelve zou zich, zoo edel denkt Hy en zo Menschlievend is zyn hart, van harte verheugen, indien een ander, iets beters dan Hy kan uitdenken. | |
[pagina 410]
| |
De elendige ziekte myner vriendin deed ons in alle opzichten ook in onze inkomste lyden; zy kan niets meer werken, en ik, in zo veel angst en droefheid, naauw de noodige Brieven aan onze goede vrienden by elkander denken, voeg hier by een Apotheekers Reekening, alleen aan Medicynen van 93 guldens; uwe hartelyke belangneemende Brief hebben u al ons vertrouwen waerdig gemaakt, aan nimand anders zouden wy zo vry geschreeven hebben, ja vriendinnen! den avond van ons leeven is zeer treurig maar Eens zal de heldre Dag verschynen,
De zon de neevels doen verdwynen
Ons God, als wys en goed, doen zien.
God ondersteune u ook in uwe moejelyke bezigheeden ten nutte van uw Huisgezin, bewaere u by het dierbaar zintuig des gezichts, en doe onze vriendin uwe dogter in gezondheid en krachten toeneemen! Naar hartelyke groeten van onze Lyderes en overige Huisgenooten ook aan uwe zoonen en Broeders, teeken ik my, met waare Hoogachting,
Mevrouwe Hooggeachte Vriendinne!
UEd. Dw. Dienaresse en Vriendin
A. Deken. 's Hage: 19 January: 1804. |
|