Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCXC. (Aagtje Deken aan de dochter der weduwe J. Dóll, Amsterdam.)Hooggeachte Geliefde Vriendinne!
Hebbe, de door u gezonde Almanachken 28 December 1803, wel en met dankzegging ontvangen. De deerniswaardigen toestand myner dierbaare vriendin, die niet beschreeven kan worden, die men, om er zich eenig begrip van te kunnen vormen moet bywoonen, liet myn geest niet vry om gereegeld te denken of te schryven, dan schreeuwd zy uuren agter een van woedende kramppynen in de Borst en Maag, waar zich de meeste zenuwen bevinden en men dus het allergevoeligst is, dan heeft zy heevige zenuwkoortsen die | |
[pagina 405]
| |
een etmaal duuren, dan doodelyke benaauwdheden, dan de kramp op de Long waardoor zy een a twee uuren afmattend hoest. Dan schreid zy heele daagen werktuichlyk, lyd de aakelykste angsten en heeft gewaarwordingen alsof zy inwendig van een onzichtbaar weezen met koorden getrokken word, dikwyls slaapt zy in geen drie nagten, dikwyls schynen alle krachten los te laaten, men voeld geen pols meer - zy koomd weer by om dien zelfden cirkel van smarten op nieuw door te gaan, en dit heeft nu byna, zonder rustige tusschenpoozingen, twee jaar en twee Maanden geduurd. Dit lyden hebbe ik al dien tyd Dag en Nagt bygewoond; oordeel des, hoe veel lust my overblyfd tot schryven. Dat Gy ondertusschen in geen anderhalf jaar Brieven van my ontvangen hebt is my onbegrypelyk, ik zoude byna zeggen, onmooglyk; ik denk dat deeze Brieven zullen leggen by het stukje van myne vriendin. Gaarne wil ik echter, is my zulks doenlyk, een vaersje in uwe AlmenakGa naar voetnoot1 maaken,Ga naar voetnoot2 daar deze jaarboekjes een nuttig en aangenaam geschenk voor onze jeugd blyven en oneindig verkieslyk boven alle die zotte, laffe, zedenbedervende grollen waar meden men voorheen de jeugd poogde te dieverteeren. Gy meld ons niets van uwe gezondheid. Dit stilzwygen en dat de stukjes in proza door u vertaald zyn, geeft ons de aangenaame verwagting dat gy tans reedelyk zyd 't welk wy ook van uwe Broeders vooronderstellen, volgens het oude spreekwoord geen tyding goede tyding. Zeer leet doet ons de verzwakking van het dierbaar zintuig des Gezichts van uwe Moeder voor die werkzaame verdienstelyke vrouw, vooral zoo onontbeerlyk. Wy weeten by ondervinding hoe véél schryven het gezicht verzwakt en dikwyls het geheele zenustel verwoest; myn lieve vriendin is er het deerlyk slagtoffer van. Moogen wy u verzoeken ons een dienst te doen, en eens te onderzoeken by den Boekverkooper Brave of het derde stukje van Theologische LetterkundeGa naar voetnoot3 nog niet uitgegeeven is: zo neen, of | |
[pagina 406]
| |
deeze stukjes niet vervolgd worden. Ik heb de twee eerste stukjes van Leeuwenstein ontvangen en nu al verscheiden malen om het derde by de weduwe gezonden, omdat ik meende het in de corant geanonseerd gezien te hebben; dan de weduwe Leeuwenstein verzeekerd my dezelven nog niet te hebben ontvangen daar zy ze buiten aan my, nog aan zes persoonen leevren moet. 't Zou my zeer spyten indien deeze oordeelkundige en gemaatigde stukjes niet voortgezet wierden. En nu waerde vriendin, wenschen wy u, uwe dierbaare Moeder, waerde Broeders en allen waar op Gy eene byzondere betrekking hebt alles wat u naar Lichaam en geest voor deeze en de toekoomende waereld nut en zalig zyn kan! laatende de byzonderheden eerbiedig over aan de schikkingen van de hoogste wysheid en onbepaalste Liefde! Verzoeke ons hartelyk compliment aan Mevrouwe uwe Moeder, aan uwe Broeders en alle Bekenden? Zyd van ons geheele Huisgezin, byzonder van onze lieve lydende vriendin gegroet en wees verzeekerd dat ik bestendig blyve,
Mejuffrouwe en Geachte Vriendinne!
UEd. Dw. Dienaresse en liefhebbende Vriendinne
A. Deken. 's Hage: 4 January: 1804.
P.S. Hebbe ik u reeds gemeld dat de Heer Ribbers te Sas van Gend overleeden is? Hy was een beste Neef van onze vriendin en ons een lief vriend. |