CLXXXIV. (Aagtje Deken aan de wed. J. Dóll, Amsterdam.)
Geachte Vriendinne!
Wy hoopen dat uwen zoon van zyn ellendig verzwakkend accident volkoomen hersteld is, dat uwe lydende dogter, nog de heilzaame, geneezende en versterkende vruchten van haar buitenverblyf geniet, en veele gezonde sappen en vernieuwde krachten voor den aanstaanden Herfs en Winter heeft opgedaan! Zo is het niet met myne dierbaare Lydende vriendin, die ongelooflyk veel aan Haare zenuwkwaal en woedende kramppynen blyft uitstaan. Haare smarten zyn onbeschryflyk, dikwyls is Haar Lichaam zo geschokt en Haare handen beeven zo geweldig dat zy de pen niet vatten kan om een adres op een Brief te schryven. Daar en booven werkt de ziekte zo geweldig op Haaren geest, dat zy uuren agter één erbarmelyk Miseiriaal schreid. Gisteren heeft zy een allerelendigste dag gehad, zo elendig dat ik niet onderneem dezelven te beschryven; den docter kwam driemaal en God weet alleen hare tyd. Het verwonderd ons nog geen antwoord op onzen Brief aan u, betreffende de commissie van een werk voor den Heer Ribbers van u ontvangen te hebben. Wy hoopen dat u dien Brief is ter hand gesteld, en hadden gaarne antwoord.
Het is u zeker bekend, dat een zusters dogter myner Vriendin, die door ons is opgevoed, en uit ons Huis getrouwd, welker Man predikant te Ossendrecht zynde, en in April overleeden is, een Huis hier gehuurd heeft, met een schoone tuin, en wy by Haar zyn gaan inwoonen, wetende wat wy verteeren. Het was my niet meer mooglyk, in myne klimmende jaaren en veel aan Rhumatieke pynen sukkelende, het alleen te stellen. Nu hebben wy Gezelschap, hulp en troost.
Moogen wy u vergen den inleggende op de post te laaten bezorgen? Vaarwel, groet uwe kinderen en zyd gegroet van
Uwe Hoogachtende vriendinnen
E. Wolff geb. Bekker en A. Deken.
's Hage, 3 Septbr. 1802.
P.S. Ons adres is ten huize van de weduwe van Crimpen in de Herderinnenstraat N0. 437.