Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCLXXXI. (Aagtje Deken aan den heer A. Loosjes Pz.) als lid der Commissie voor de samenstelling van een nieuwen bundel christelijke gezangen en liederen voor de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Haarlem.Ga naar voetnoot2Schoon het my veel kost, te bepaalen wat ik gaarn voor ieder Lied zoude begeeren, moet ik hier wel toe besluiten. Onzen vriend | |
[pagina 396]
| |
van Cleef heeft ons, voor ider blad prosa dertig Guldens gegeeven. Zeker geeft men meer voor Liederen, maar daar men zeker meer Romans leesd dan Godsdienstige Gezangen wil ik my vergenoegen met vier DucatenGa naar voetnoot1 per Blad. Want per Vaers of Liedje hebben wy nog nooit conditiën gemaakt en is ons dus geheel vreemd. Gy myn vriend! als Dichter kund gy best het moeyelyke van zulke bepaalingen begrypen. Myn lieve Wolfje heeft gisteren weer eene treurige Dag doorgeleden, aan woedende kramppyn in den Maag en blyft zeer zwak. Zy groet u hartelyk, zo doed ook u en alle de uwen
Uw oprechte Vriendinne
A. Deken.Ga naar voetnoot2 's Haage, 20 February 1802. |
|