Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCLXXVIII. (Aagtje Deken aan de weduwe J. Dóll, Amsterdam.)Geachte Vriendinne!
Hartelyk wenschen wy dat uwe Binnenkoortsch u verlaaten heeft, dat uwe krachten toeneemen, en uwe waerde Moeder vry van smartens, ziektens en zwakheden dit byna afgeloopen jaar uit en het Nieuwe intreden mag, om nog lang de steun van haar Huisgezin te zyn, en van het zelve genoegen, vreugd en troost tot in lengte van dagen te genieten!!!!! | |
[pagina 393]
| |
Myn lieve vriendin blyfd nog zeer zwak schoon de pynen, Gode zy dank! minder hevig en niet zo aanhoudend zyn. Wy twyfelen niet of uwe heeft het geld ontvan[gen] voor de Boeken aan den Heer RibbersGa naar voetnoot1 geleeverd; onzen vriend van Roojen, die nog Geld van Amsteldam ontvangen moest, heeft ons verzeekerd het bezorgd te hebben. Zeer gaarne wil ik van uw vriendelyk aanbod, ons nog een Allemanach of twé te zenden prophiteeren. Het was ons zeer aangenaam in u onzen vriendin ook een zuster in Apollo te begroeten. Gy hebt uwe Allemanach, uwe Natie en Sexe Eer aangedaan. Het spyt my zeer dat Gy het vertaalde stukje door myne Vriendin nog niet geplaascht heeft, daar zy om u spoedig te helpen alles heeft laaten staan. Vaarwel geachte Vriendin, bedank uwe Moeder voor Haar present, den Bundel Gedichten, de Fraaje vertaaling van onzen vriend van Hall hadden wy Hem reeds hooren resiteeren, en hebben het nu met een nieuw vermaak geleezen! Groet uwe Broeders, zuster en alle Bekenden en denk aan ons als aan uwe Hoogachtende Vriendinnen
[Wolffje en Deken.] 's Hage [Dec. 1801.] |
|