Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCLXVIII. (Aagtje Deken aan mejuffrouw Clara Louisa Stavorinus, dochter van den rector en professor te Middelburg, tweede vrouw van Willem Kist.)Ga naar voetnoot1Lieve, goede beste Clara!
Dat was eerst eene aangename verraschzing u daar te zien, met alle uwe beminnelyke vlugheid, langs onze plaatsch naar de oude Tantes toewandelen. Wat waaren wy blyde, u te zien en te mogen omhelzen, naar een groot jaar verwyderings! en geen wonder, dat wy tot schreyens toe blyde waaren. Wie heeft ooit ons met meerder | |
[pagina 373]
| |
hartelykheid ontvangen dan onze lieve, heele lieve Clara? Wat was die dag, welken gy by ons doorbracht, aangenaam en hoe gaarne hadden wij u meerder vriendschap beweezen. Meerder vriendschap! neen dat was onmooglyk, maar meerder aangenaamheid, meerder vermaak; nu het goede hart moet alles voor ons by u goed maaken. Wat zyn wy aan u verplicht dat gy ons in kennis gebracht hebt met den waerdige edele van der PalmGa naar voetnoot1 en met zyne lieve gulle beminnelyke echtgenoote: die waardige heeft ons van de week op eene nademiddag verascht en met uw lieve Heintje een kopje thee by ons gedronken. Wy vonden de laaste verbaasd stil. Hoe deerd ons het ongeluk van dit waardig paar. Treffen dan de beste, de edelste Menschen altoos de meeste ongelukken? nu weder hun koffertje met goed van de wagen gestoolen. Maar lieve vrienden! waarom hebt gy u beroofd van uwe kostelyke ossentong, die u, in uw groot huisgezin zo wel te pas zoude koomen? uw gebrek is, myn beste, al te rond en al te genureus te zyn, voor onze bedroefde bedorven eigenbaatige en booze waereld. Wy bedanken u er echter hartelyk voor, de helft staat er van te kooken, en wy zullen er een Boodtrammetje mede eeten en een glaasje wyn er by op uwe gezondheid uitdrinken. Het is ons lief dat het met Frits zo wel geschikt is en gy dus niets met uw uitstapje naar den Haag verzuimd hebt. Zo alles wel blyft denken wy half Mai, met het jacht van Myn Heer Loizen een tochtje naar Vlissingen te ondernemen. Ik zie nog al wat teegen die leelyke zee en de zeeuwsche koortsen aan, maar hoop dat alles schikken zal. Wat zagen wy nieuw toen wy uit de corant de ondertrouw vernaamen van de lieve, aangenaame juffrouw Ritter met den kundigen burger de Novielle; zoo moeten de Heeren der Schepping toch eenmaal in hun leeven erkennen dat er geen rust, geen genoegen, geen waar geluk op deeze beneedenwaereld te vinden is, dan in de vereeniging met, in het byzyn en bestiering van de alleswekkende, overleggende en vriendelyke sexe. Ach! dat zy wys genoeg | |
[pagina 374]
| |
waaren, deeze gewichtige, dierbaare en door alle de afgeloopene eeuwen bevestigde waarheid, steeds leevendig voor hunnen geest te houden en op zyn rechte prys te schatten! hoe zalig zoude onze waereld, hoe wegrukkend zalig den huuwelyken staat zyn! maar de meeste mannen hebben ooren maar en hooren niet, oogen maar en zien niet, een harte maar het verstaat en voeld niet en men moet den tyd der wonderwerken terugroepen, om hen op hun eigen heil te bepaalen. Wanneer gy de Bruid en Bruidegom ontmoet, maak hen ons compliment en deel hen onzen gerechten heilwensen mede. Vaar wel, allerbeste Clara! groet Kist hartelyk van ons, denk veel en met liefde aan de oude Tantes zoals zy aan U denken en kuscht uwe lieve kinderen van ons. Gy hebt zeeker van van der Palm gehoord, hoe yslyk veel Tante Betje aan de kramp in de maag en borst geleeden heeft. Uw medelydend hart zou geschreid hebben had gy dit lijden gezien. Thans is het Goddank! beter. Deezen laaten wy by van der Palm bezorgen, om by geleegenheid in te sluiten. Gy word in den geest omhelst van Uwe liefhebbende Tantes
E. Wolff geb. Bekker en A. Deken.Ga naar voetnoot1
's Haage, 28 Maart 1801. |
|