Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 369]
| |
CLXVI. (Aan Mr. H. Vollenhoven, Amsterdam.)Beste ouwe getrouwe Vriend!
Dewyl ik by kris en kras zweeren kan, niets te weten van het aangeroerde Legaat,Ga naar voetnoot1 houd ik my ter zyden, om met myn u welbekend geduld de uitkomst af te wagten. Maar zo gy myn vriend in dat geheim zyt & de executeur zyn wilt, ik zal er u dies te meer voor verpligt zyn, daar dit Legaat zal worden ter aankweeking der allervriendelykste verkeering met een uitgeleezen getal beste vrienden, die ons allen overladen met beleeftheden. Was hier zo een knaap te krygen voor geld, wy zouden onze hand over ons hart leggen; maar er is niets dat presentabel is. - Dees kalfkopsparty word niet by de ouwe slooven gehouden, maar by den secretaris van den Haag, Jan ArnoldsGa naar voetnoot2 (hy woont in het Westeind, laat hem daar adresseeren), die ons, neevens zyn allerbeste vruchtbaare lolledrol van een vrouw, ons duizende beleeftheden doen, & allerlei kleine aangenaame diensten bewyzen. Ons leven is hier zo prettig & als een geduurige maaltyd; in ons geheel leven zagen wy zo veel menschen niet, die ons als in arrest nemen, & naar concerten, Liefhebbery-comediën (waarvan onze vriendin, mevrouw Veerman, de WattierGa naar voetnoot3 is) medesjouwen. 't Is goed, dat wy niet meer wat deegs werken, want wy hebben er geen tyd toe. Nooit zyn wy, thuiszynde, des avonds alleen; & vreugd geen gebrek, want wy zien niet dan menschen daar wat aan is. Ik | |
[pagina 370]
| |
zal u eens eenige noemen: Vader LublinkGa naar voetnoot1 en zyne allerbeminnelykste vrouw; Cool met zyn ribbetje; SideriusGa naar voetnoot2 met de hulp, die tegen hem over is; Van RooyenGa naar voetnoot3 & zyn ryk wyfje; mynheer Veerman & zyn Engel; Van Leyden,Ga naar voetnoot4 de luimige; en onze uitverkoorne onder de uitverkoorene Van Hall,Ga naar voetnoot5 die met ons overal heen gaat, of laat ik zeggen, ryd. 't Zou jammer zyn, dat wy niet geruïneerd waaren; want dan hadden wy nooit geweeten, welk een schat van deelneemende vrienden & onbekende weldoeners wy hebben. O, dit gaat alles te boven! Wy hebben thans volstrekt geen de minste zorg; ja, tusschen ons, wy hebben in onzen kring overvloed. Ik weet, myn vriend! hoe u dat deugd doet, & dat ik u des wel mag aanbetrouwen. Ik heb, zie ik, op myn lyst onze Baas en zyn vrouw, de braave Van Cleef,Ga naar voetnoot6 nog vergeeten; zie, dat is slegt, want wy zyn intime van 24 jaar. Nog een woord: is myn beste Jan Bekker al weg? Hy had ons beloofd te schryven, of is hy ziek? ik houde zo veel van hem, hy is rondsom eerlyk. Als gy van den zomer in 't Haagie komt, komt gy immers by ons? Ik hoop, dat wy dan niet te Warmond of in Zeeland (daar wy met Louissens jacht naar toe gaan) zyn zullen. Van Rooyen, die doorbeste, geleerde, arbeidzame man, groet u hartelyk. Vaarwel, lieve waarde Vrienden! Vaarwel, ouwe getrouwe! Groet al uwe spruiten, & zend ze by gelegenheid alle eens by my. Aagt schreeuwt van jicht & podagra, en het kleintjeGa naar voetnoot7 is zo gezond als een visch. Altoos opgeruimd, in alles vergenoegd word zy oud ende der dagen zat. Nagt, myn zeun! ik kusch u dat het klapt (in eere & deugd), en blyve hier & hier namaals
Uwe hartelyk liefhebbende
Betje. 's Hage, 23 Jan. 1801. |
|