Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCLXIII. (Aagtje Deken aan de weduwe J. Dóll, Amsterdam.)Geachte Vriendinne!
Om den schyn niet te geeven, dat wy elkanders Lofredenaressen (dit woord geeven wy graatis aan onze Broederen de poëeten, om er albasterblanke zanggodessen op te reimen) Lofredenaressen zyn, zal ik geen aanmerkingen maaken op het geen myne Lieve Vriendin aan u, over myne oorloogen des HerenGa naar voetnoot2 schryfd, het geen meer tot lof van onze sexe strekt is, dat wy, naar eene, byna vyfentwintigjaarige te zaamenwooning, nog zo grootsch op elkanders roem zyn, als het Engelsche Ministerie, op des zelf grooten Staatsman Pit, en de Fransche Republiek op Haaren Bonnaparte; dit deel in alles wat myn vriendin betreft, verplicht my niet alleen, maar dringd my u hartelyk te bedanken voor het fraaje present, aan Haar gezonden, waar over wy beiden, zo wel als over myne schoone Mof zeer ge- | |
[pagina 364]
| |
aant.
Wy kunnen ons geen Brief van uwe lieve Dochter in October laastleden erinneren en verzeekeren u niet in staat te zyn eene Brief onbeantwoord te laaten, voor al niet van eene vriendin en nog veel minder van eene zieke, zwakke, lydende vriendin, die de troost der Menschheid en der vriendschap zo zeer behoefd, en hadden wy het niet zo druk met letter- en huisselyke bezigheden: wy zouden veel meer aan onze lieve zwakke schryven. Wy zyn beiden, voor onze jaaren, redelyk schoon; ik ook weet wat pyn in de zyde onder de borst is, daar ik van myne jeugd af aan verstopping in de leever gezukkeld heb en een week of agt Dockter en Apotheker heb over de vloer gehad, alle dagen Lavamenten en pillen moeten gebruiken. Liet het onze Beurs toe, wy zouden u, voor de zomer, een Reisje naar het hart van vrankryk voorstellen, en onze oude vrienden gaan bezoeken, nooit ben ik gezonder geweest dan op reis, in deezen gezonden Oort en helderen hemel. Het zagt schokken op wegen als een kolfbaan deed my zeer goed. Zoud Gy niet besluiten kunnen, om in het voorjaar, met uw Dochter een Reisje naar den Haag te doen, in een gemaklyk wagentje, en ons eens in ons klooster te koomen zien. Onze Huisvrouwe,Ga naar voetnoot1 heeft veel van een Abdis, uit de kloosters der Middeneeuw, geen enkele trek van zelfverloochening en kruisiging van den Ouden Eva is aan het geheele Mensch te zien, en geen heilige kerkbruud kan er meer dóórvoed en gemest, ten dienste der van de waereld afgestorvene Maagden uitzien, dan zy, die wy de eere hebbe, voor Haare Herbergzaamheid, te betaalen. Haaren dierbaaren Echtgenoot erinnerd ons, met veel nadruk, aan Broer Cornelis, en zyne stichtelyke predicatiën. De Menschen zyn echter, voor ons zo goed, als men zoude kunnen wenschen. Laat onze lieve jonge vriendin toch moed houden en zich wagten voor aan hare ziekte zo eigene zwarte Melancolie, laat zy zo veel beweeging neemen als hare krachten | |
[pagina 365]
| |
toelaaten, zich reeds in het vooruitzicht van eene aangenaame zomer en de lieve buitenlucht verheugen. Groet haar hartelyk voor ons als ook uwe andere kinderen en alle goede bekenden van al onze waarde vrienden de onnavolgbaare Juffr. WatjeerGa naar voetnoot1 en wees zo goed en vraag Haar eens na haar aan ons zo lang beloofd profiel. Wees verzekerd dat ik my met alle oprechtheid tekene
Uwe oprechte Vriendinne
A. Deken. 's Hage, 8 Decembr 1800. |