Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 334]
| |
CXLVIII. (Aagtje Deken aan Mr. H. Vollenhoven, Amsterdam.)Hooggeachte Vriend!
Gelyk elkander teder beminnende Echtgenooten, in die bedaarden Leeftyd, waarin de teedre, zagte smeltende hartstochtelyke Huuwlyksliefde reeds is overgegaan, in de min driftenlooze, zuivere, deftige, kalme vriendschap, by byzondre plechtige gelegenheden, by voorbeeld, ter gelegenheid, der viering van hunnen echt, naar eene vyfentwintige gelukkige verbintenis, zich als weder verjongt gevoelen en opgewonden worden tot die vuurige gewaarwordingen van alles overmeesterende tederheid, die, in den tyd der Minne, het byzyn des eenen voor den anderen onontbeerlyk maakte, alzo was de uitwerking uwes eersten dierbaaren briefs, op het althoos gevoelig hart myns dierbaare vriendins en lotgenoote in zo heel veel liefs en leets. Haare natuurlyke en aangebooren vroolykheid, reeds veelen jaaren achter de pikduistere wolken van duizend onderscheidene rampen en verdrietelykheden verschoolen, brak nog ééns door dezelven heen. Het denkbeeld, de braave gulle Vollenhoven is nog myn Vriend, deed die rampspoedswolken scheuren; de zon der vreugd brak nog éénmaal door, en door heur gloed verlicht en verwarmd, voelde zy zich in staat eenen Brief te dicteeren gelyk aan die, welken in de daagen Haarer zorgelooze en zo blymoedige als onschuldige jeugd, uit haar hart en pen vloeide. En twyffeld gy nog een oogenblik of ik ook in die reine den mensch zo zeer betaamende vreugde deelde? reeds drieentwintig jaaren waaren onze zielen zo één en ondeelbaar als ik vreesch dat onze diep verneederende Republiek nimmer worden zal. Reeds drieentwintig jaaren hadden wy dezelfde belangens, dezelfde vrienden; reeds drieentwintig jaaren hebben wy de haatelyke prophetiën der zienders, in wien eenen leugengeest gevaaren was, verydeld, en den waan van hun, die roem droegen op hunne menschenkennis, in rook doen vervliegen. En nu nog dank ik de aanbiddelyke Voorzienigheid, die my die sterkte van geest, dat vaste caracter schonk, die my verhief booven het wat zal de | |
[pagina 335]
| |
waereld zeggen? vermids myne ondervinding my de waereld al lang had leeren kennen als het babbelachtigste oud wyf, dat ooit de slappen thetafel van oude cornetten op een Noord-Hollands dorp vercierde. Ach dat het de Hemel behaagen mooge, dat wy elkanderen niet lang overleeven! Dan dit denkbeeld moet ik, voor myne tegenwoordige rust, zeer verre van my verwyderen. Dat uwe lieve achtingswaerdige vrouw zich verheuge in haaren Grandison; ik ben niet minder opgetoogen van blydschap met myne eeuwig getrouwe vriendin Howe,Ga naar voetnoot1 schoon de volmaaktheit van Clarisse voor my onberykbaar is. Gy lieve vriend, verdient, dat ik u dit zo eens eenvoudig mededeel. Wat uw vriendelyk voorstel betreft wegens de liefdryke schikking van grootvader Imhoff,Ga naar voetnoot2 wy hebben verscheiden ons geneegene vrienden in 't wetgeevend Lichaam van de eerste kamer, als Gorter, Van Rooyen,Ga naar voetnoot3 Van LeidenGa naar voetnoot4 en inzonderheid Van Hall,Ga naar voetnoot5 die alles voor onze belangens doen zoude, wat in zyn vermoogen is. Hy heeft ons gezegd dat hy u vast spreeken zoude, daar hy thans in de stad is by gelegenheid der inenting van zyn jongste kind. Wy beveelen ons aan uwe goede diensten by hem. De heer van HaersolteGa naar voetnoot6 in het uitvoerend bewind schynt ons ook zeer geneegen, als ook HultmanGa naar voetnoot7 die daar veel schynt te kunnen uitvoeren. Ons request, op raad van eenige repraesentanten van achtennegentig ingeleeverd,Ga naar voetnoot8 en op aanraading van eenige der tegenwoordigen | |
[pagina 336]
| |
vernieuwd, schynt zoek te zyn, ten minsten wy hooren er niets van. Myn vriendin heeft hier in den Haag een eigen neef, een allerbraafst man, een vriend van Hultman. Deeze is bereid ook al te doen wat hy kan. Voorts moeten wy geduld neemen. Het troost ons echter nog zo veele welmeenende vrienden te bezitten. - Nog wat. Wy moeten te Mei verhuizen. Onze huisbaas zet zyn negotie zo uit, dat hy de kamertjes noodig heeft; ook is er een leeven in de winkel met praaten en timmeren, dat wy, die daar vlak booven zitten te schryven, onze gedachten niet hooren kunnen. Wy hebben gehuurd, kamers, in een agterhuis, dat op de tuin van het huis en die der buuren ziet, in de Spuistraat, by eenen Weber. Groote Oranjeklanten, maar die kan men in den Haag niet voorby; het zyn echter braave lieden, en wy beiden zyn in het politieken ook Lams Menist. Wy zullen daar stil en als op een hofje woonen. De grootste zwaarigheid is, dat wy meubelen moeten koopen, dan dit moet zich redden. Mevrouw van Leiden heeft ons reeds een fraai Theservies present gedaan, en anderen vrienden ook iets toegezegd, als jonge Lieden in ons huishouden; daarenboven zullen wy honderd guldens minder verwoonen dan hier, 't welk ons in weinig jaaren onze meubelen vry maakt. Zie daar waarde Vriend, een Brief als een leinbaan, en echter hadden wy u nog duizende dingen te zeggen; dan uw geduld is reeds genoeg gevergd. Onze gezondheid is als die der zulken, volgens de schoone orde der dingen, noodzaakelyk zyn moet, welken het zeggen van Salomon bewaarheden dat het Boeken maaken geen einde heeft. Myn vriendin lijd veel aan haare zeenukwaal en kramp in de borst. Ik, schoon ik er uitzie als een gezond Mensch, heb een zeer lastig ongemaklijk Leeven en vooral moeyelyke angstige Nagten, veroorzaakt door eene verstopping in de leever en zeer veel podagreuse pynen. Het verwonderd de Medicynmeesters dat ik niet in eene melancolie verval, maar hier voor blyve ik, dank zy den Hemel, nog bewaard. Nu, Hooggeachte vriend vaarwel! leef op den duur gelukkig met uwe achtingwaerdige huisvrouwe en lieve zoonen en dogteren! en zo den geest der vriendschap u eens byzonder aangrypt ende zegt: Schryft, denk dan aan uwe onveranderlyke vriendinnen. Ach! dat | |
[pagina 337]
| |
Hy u, in eenen Coxiaansche vuurige vriendschapswagen uwe vier paarden van heilige geestdrift bespannen alhier voor onze deur overvoerde, wy zouden u zó ontvangen dat gy in weinig oogenblikken geheel met den Haag verzoend zoud zyn. Indien dit gebeurd schryf of meld ons dan ook eens hoe het de weduwe van Domine Hulshoff en haare dogter gaat! Laat ik eens zien waar de witte Moolen is, zei een oude Baker, die veel by Cees PloosGa naar voetnoot1 kwam, en dan bleef zy nog een uur of drie zitten. Zo zoude het my ook gaan, indien ik my niet schielyk teekende
Myn Heer Burger en Vriend!
Uwe Dw. Dienaresse en Vriendin
A. Deken.
's Hage, 9 February 1800. |
|