Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCXL. (Aan de weduwe J. Dóll, Amsterdam.)Mejuffrouw geëerde Vriendin!
In uwen van 21 Sept. meld gy dat zekeren Clio[?] u schryft nog niet te kunnen betaalen ergo -: Geen geld. Evenwel, ik ben thans in die voor my zo ongevallige Omstandigheid, dat ik geld noodig heb. Ik heb gerekend op het geen ik, als uwe Werkster, verdient heb; & twyfelde niet, of, als de twee deelen in uwe handen waaren, de betaaling te zullen ontfangen. Hier op heb ik, & met grond, staat gemaakt & gehoopt het geen ik schuldig was te voldoen. ‘Zo dat ik maar zeggen wil’ zei vader Blankaart, dat ik U met den schipper deez week een assignatietje denk te zenden van 150 ƒ zullende naar myne rekening a f 5:5. het vel niet meerder beloopen dan het geen gy my schuldig zyt, kunde gy het andere met de twee gezondene Boeken door my ontfangen afrekenen. Gy gelooft niet hoe veel het iemand die denkt als ik, kost, te | |
[pagina 324]
| |
moeten maanen, 't is my ook geheel vreemd; want nimmer had ik er gelegenheid toe. Zo wy de zaaken wat eens werden (daar ik niet aan twyfel) kunnen Aagtje & ik wel eens met u een woordje in vertrouwen spreeken, over zeker Manuscript (zeggen de Pedanten,) in Frankryk geschreven, & hier vervolgd, ten titel draagende ‘Gedenkschrift eener Bejaarde vrouw,’Ga naar voetnoot1 daar, zeggen onze vrienden, alles nieuw & origineel in is; & waar voor men ons ook reeds een aartig zommetje gebooden heeft; doch zonder vrugt. Onze vriendschap met den Burger van Cleef is onveranderlyk de zelfde; maar het is zyn zaak zo niet meer om Nederduitsche werken te distribuieren. Thans is het ook geen tyd om een werk dat altoos goed moet blyven, & dus niet van de omstandigheden afhangen, te drukken. 't Is maar en passant dat ik dit even met den vinger aanroere. De voorrede hebt gy reeds voor ettelyke dagen; zo gy hem afkeurt verzoek ik hem terug: ik kan de bouwstoffen altoos gebruiken -. Gy moet met my nooit complimenten maaken over smaak & verkiezing. Die is, die moet vry zyn. Na groete van myne waardige Vriendin, aan U & de uwe; waar by ik de myne voege, & in verwagting van deezen onzen advies brief - (heb ik wel gezien dat op myns vaders kantoor gekrabbeld werd) met antwoord geëerd te zien tekene ik my met myn huiselyk naampie
Betje Wolff geb. Bekker. 's Hage 14 Oct. 1799.
P.S. Zal ik de printjes in uw almanak niet zien voor ik er een door u krijg! maar gy weet niet dat ik zo een liefhebster (als eertyds Tekenaarster) ben van Tekeningen! |
|