Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCXXXIX. (Aan de weduwe J. Dóll, Amsterdam.)Mejuffrouw!
Zie hier het tweede deelGa naar voetnoot1 geëindigd. Ik heb eenige drukfouten aangeteekend in het afgedrukte & presenteer mynen dienst voor de volgende blaaden. | |
[pagina 323]
| |
Meld my. wanneer gy myne voorrede hebben moet. Zij is onder handen; doch ik wilde haar gaarn in myn Luim afmaaken & moet daarom weten, wanneer hy gereed zyn moet. Het werkje is uitmuntend gedrukt. Over de present Exemp. spreek ik niet; altoos krijg ik 25 doch zo gy my twaalf geeft, is 't wel. Over Geld met mynen voortreffelyken vriend van Hall te spreeken is thans niet mogelyk. Gy weet wel, dat wy Republiquinsche Wezens, thans wel wat anders onder & boven den grond te doen hebben? Dit alleen, ik ben geruïneert en moet leven. Altoos ben ik (hoe wy ook in politique denkbeelden van elkander loopen) uwe waare ongeveinsde Vriendin
B. Wolff.
's Hage, 9 Septr. 1799. |
|