Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 315]
| |
CXXXIV. (Aagtje Deken aan mejuff. Huet, Busken, Vlissingen.)Agtingswaardige Moeder in ons Zeedelyk Israël. Veelgeliefde Vriendin!
Niet gaarne laaten wy een geleegenheid voorbygaan, om u van onzen eerbied en vriendschap te verzeekeren. Ik heb vijf weeken agtereen zeer ziek geweest aan podagreuse stoffen, die door geheel myn lichaam woelden, en vooral myn Maag en Borst benauwdheid en pyn veroorzaakten, en dus genoodzaakt geweest Docter en Apotheker te gebruiken, die, naar dat den Burger Nissen ons zo geheel geruïneerd heeft, juist geene heele welkoome gasten voor ons waaren, doch ben thans echter geheel door den goddelijken zegen, hersteld. Myn lieve Wolfje heeft ook veel geleeden aan kramp in de borst, dan is thans, nu het wat warmer word, reedelyk. Die felle koude, lange winter, heeft ons gekweld, schoon wy nog onuitspreekelyk gelukkig zyn by veele duizende onzer Natuurgenooten, die deksel, voedzel, ja Huisvesting hebben moeten derven, en vooral in vergelyking met die rampzaaligen, die in den jongsten watersnood, goed, wooning, land en vee verlooren hebben.Ga naar voetnoot1 Maar lieve Vriendin, wy worden al mooi oude Luidjes, en kunnen niet zo meer voort. - Met veel deelneming laazen wy uwen laatsten Brief. De nog onverwachten dood van uw sukkelend kindje trof ons zeer, schoon de gedachte voor eene Moeder zo teeder als Gy, en zoo geheel vervuld met den geest van onzen troostvollen Godsdienst, verrukkend zalig moet zyn, reeds hier op aarde, zo veel meer Burgers en Burgeressen, in de waereld der Geesten dan onder de kinderen des stofs te tellen. Wanneer wy, volgens de Analogie redeneeren, kunnen wy ons vleyen, dat er veel waarheid in de gissing is, dat de kindertjes, in de jaaren der onschuld ster- | |
[pagina 316]
| |
vende, onmiddelyk onder het opzicht koomen van een zalig afgestorven Geest, of onsterfelyke bewooner van het, voor ons, nog ontoegankelyk licht, daar zy zeeker veel spoediger vordering maaken, in kennis, deugd en Godzaligheid, dan de beste opvoeding der kundigste vader en liefderykste wyste Moeder in een staat, daar wy allen maar ten deele kennen, hen bezorgen kan; daar en boven denk ik menig maal, wanneer ik van het overlijden van Kindertjes hoor, aan het bericht van den gewyden geschiedschryver: ‘God nam Hem weg, omdat er wat goeds voor Jehovah in gevonden wierd.’ - Laat dan de kindertjes tot Jezus koomen, verhinderd ze door onmaatige droefheid niet, want der zulken is het Koningryke der Hemelen. - Met vreugde heb ik vernoomen, dat gy u weeder in een gezeegende staat bevind, schoon ik deze zorglyke omstandigheden belangvol inzie; dan houd moed, de beloften des Evangeliums rusten toch op u. Gy zult zalig zyn in 't Kindren baaren zo gy blyft in 't geloove, in de Liefde en heiligmaking; maar waartoe dienen alle deeze aanmerkingen, daar gy magtig zyt u zelven te vermannen en te vertroosten, en daar en boven eene dierbaare echtgenoot bezit, magtig in de Schriften! Neem deselven alleen aan als een zwak bewys onzer onverbreekbare vriendschap en het hartelyk belang, 't welk wy in uwe rust, kalmte, troost, blydschap, en geluk neemen. - De staat van onze Republiek is zorgelyk, de Bronnen van deszelfs welzijn en voorspoed zijn gestopt, en de tyding der tegenspoed van onze Fransche Broederen waaren zeer ontrustend en hebben inzonderheid in Amsteldam vry wat sensaatie verwekt. Echter begind de moed weder te herleeven, de tydingen zyn meer bevreedigend, de oude geestdrift schynt onder onze Bondgenooten weder te herleeven, schoon ik er helaas! onder de Batavieren geen spoor van vind, en my de rampzaalige factiegeest meer ontrust, dan alle de vereende pogingen onzer buitenlandsche vyanden. Zeg ons, lieve Vriendin, leeft Mejuffrouw Perez nog? en zo ja, hoe gaat het haar? Van Fransje Baane hebben wy ook een lieve Brief gehad, alleen zy schynt niet zeer opgeruimd, en wat zwaar te tillen aan de onvermydelyke rampen van dit haast voorbysnellend Leeven. Vaar wel geachte Vriendin, maak ons hartelyk compliment aan uwe weleerwaarde. Hoe gaarne zouden wy u aan deeze zyde van het | |
[pagina 317]
| |
graf nog eens ontmoeten, dan wy zien er weynig kans toe; intusschen blyven wy onveranderlyk
Uwe oprechte Vriendinnen
WolfjeGa naar voetnoot1 en A. Deken. 's Hage 1799 - 15 May.Ga naar voetnoot1 |