Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCXXXIII. (Aagtje Deken aan mejuff. Huet, Busken, Vlissingen.)Waarde Lieve Vriendinne, Moeder in ons Bataafs Israël!
Onder verscheiden onmogelykheden, die my alzo in dit beezige leven zyn voorgekomen, durf ik gerustelyk tellen het vergeeten myner Vrienden en Vriendinnen; en waarlyk het zelfbelang, de | |
[pagina 313]
| |
ingeschapene eigenliefde vindt hier haare reekening by. Daar is zooveel twist, haat, partyschap, afgunst, nijd, en soortgelyke lastige rust, en geluk verstoorende kwaad in de waereld, waarop wy ons geplaatscht bevinden, dat wy noodig hebben, meer dan eens deeze, door God zo schoon gevormde, en door den dwaazen Mensch zoo zeer bedorven waereld, als te ontwijken en in den schoot der reine zagte vriendschap, vritterusten van alle moeyelykheden kommer en zorgen diens ydlen Leevens, welken wy leeven onder de Zonne. Gy zyt overtuigd! lieve Busken, hoeveel ik van u hield, zeederd ik het geluk had u te kennen, daar toe reeds voorbereid zynde door onze Lieve Wolfje; althoos naamen wy het teederste belang in alles wat uwen lichaamelyken en zeedelyken welstand betrof; wy verheugden ons hartelyk dat gy gelukkig getrouwd waart, en thans vinden wy onze zedelyke en vriendschappelyke Famielje als uitgebreid door uwe Lieve kinderen, zo belangryk voor de Maatschappy der Menschen en der Engelen, voor de bewooners van het stof en de reeds zalig afgestorven Geesten; wy begrypen, wy gevoelen echter al het gewicht en de bezwaarlijkheid van uwen post; wy vereeren in u de achtingswaardige, belangrijke Moeder, en wenschen vuurig u al die ondersteuning, opbeuring en vertroosting van den Vader der weezens toe, welken gy naar lichaam en geest zo zeer behoeft, om niet onder den last uwer geduchte plichten te bezwijken en moedeloos te worden; wy verheugen ons, dat uwen besten vriend u dien last helpt torschen, en bidden de algenoegzaame Liefde alle troost, vreede en zaligheid voor u beiden deelneemend af. - Daar een vriend van ons, den Brenger deezes, een post verkregen heeft, die hem in Vlissingen roept, neemen wy deeze gelegenheid met blijdschap waar, om u een woord van vriendschap en troost toe te spreeken, vertrouwende dat u dit niet onaangenaam zyn zal. Gy zult ons zeer verplichten indien Gy de Heer Nozeman,Ga naar voetnoot1 brenger van deezen Brief, by eenige braave lieden bekend maakt; 't geen in de plaatsch kan komen van die Christelyke herrebergzaamheid, waar toe ons onzen zo liefderyken Godsdienst verplicht. Gy weet zeeker, lieve Busken, dat Langerac getrouwd is. Hy heeft | |
[pagina 314]
| |
ons in het laest voorgaande Najaar bezogt, was zeer bedaard, en scheen gelukkig te zijn; wat is er zeederd dien tyd, dat wy dien Burger leerde kennen, al voorgevallen, en wat beleeven wy zonderlinge tijden! Ik heb somtijds dezen dwaazen wensch, en gelukkig was het indien het de eenigste was, om myn leevens tyd, die de goede God my toegeleid heeft, zo wat te kunnen verdeelen, en van eeuw tot eeuw eens weêrom te koomen, en een jaar of zes te vertoeven, om te zien, hoe al die dingen, waar van wy nu slechts de toebereidselen zien, al afloopen. Dan den dag der Eeuwigheid zal ons dit zeekerlyk ontdekken; wat worden wy oud, dat is te zeggen Wolfje en ik, wy hebben nu by de drie-en-twintig jaar met elkanderen geleefd, en hebben er geen berouw af. Myn lieve Wolfje heeft in deeze bittere koude lange winter veel smart uitgestaan aan kramp in de borst en maag, is nu wat beter, doch moet druk werken om de spyze die vergaat, hebbende twee werkjes, een uit het Engelsch, en een uit het Fransch te vertaalen,Ga naar voetnoot1 daar haast by is, waarom ik het Brievenschryven op my genomen heb. Hoe hebt gy het toch gemaakt, om in deeze winter uw lief klein goedje warm te houden? Schryf ons veel en omstandig, niemand kan meer belang neemen in u en alles wat u betreft, dan zy, die, u in de hoede des Almachtigen beveelende, hartelyk groetende, uwe dierbaaren Echtvriend van onze achting verzeekerende zich teekenen
Uwe oprechte Vriendinnen
WolfjeGa naar voetnoot2 en A. Deken.
In 't begin van Mt 99, 's Haage.
Met vriend en burger Nozeman. |