Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 296]
| |
genooten en ik van en over u, en geen wonder, zoo veel talenten, zulk eenen hoogen aanleg, zo veel vriendschap, als wy in u bewonderden, kon voor ons gevoelig hart niet onverschillig zyn. Ik hebbe u meer dan eens blyken van myne ronde, oopene oprechtheid gegeeven. Gy kunt my des van geen vleyery verdenken. Maar zyt gy thans wel te genaaken? hoe, op welk eene wyze zal ik u ontmoeten? welk eindig verstand is in staat den onmeetbaaren afstand te bereekenen, tusschen eene getrouwde vrouw, de Echtgenoote eenes Leeraar der waarheid en deugd, eene, hare plichten zoo getrouw vervullende Moeder, eene Moeder van zeeven a agt kinderen (ik spreek ernstig) en eene arme onnoozele oude vreister en onnoozele Dichteresse? Ik ben overtuigd, dat eene vrouw de hand van het Apostelschap boven een Man, hoe zeer ook de Heer der Schepping zynde, toekoomt; maar een Moeder moet deeze hand toegereikt worden booven alle geleerden, boven alle wysgeeren, boven alle Dichters van alle de waerelden Gods. Hoe onbegrypelyk gaarne zouden wy u eens onder uwe kindertjes zien willen, wel Coosje (neem niet kwalyk, dat wy de oude gemeenzaamheid weder aan nemen), wel lieve Coosje, je hebt meerder, en ik zou haast zeggen gewichtiger werk dan een Representant van de Bataafsche Republiek, daar gy geslachten vormd voor deeze en de toekoomende waereld; en schoon Dominee zeker wetgeever is van uwe kleine belangryke Huysselyke Republiek, zult gy, hiervan houden wy ons verzeekerd, toch dikwyls het woord vraagen. Wat moet uwen opmerkzamen geest, onder zo veele kinderen, die toch ieder hunne byzondere geaardheid, vatbaarheden en neigingen hebben, verbaazende vorderingen in de nuttigste aller kundigheden, in de Menschenkennis maaken! Gy verliest echter, hoopen wy, lieve Vriendin, onder zo veel gewichtige en ernstige bezigheden uwe vroolyke geestesgesteldheid en beminlyk leevendig vernuft niet? Uwe kinderen zullen u meenigmaal aanleiding tot onschuldige scherts en gul vermaak verschaffen, en uwe waarde verstandige Man, uwen bestendigen hartvriend, zal door zyn voorbeeld u wel daaglyks toonen, dat het Licht voor den Rechtvaardigen gezaaid is en vroolykheid voor den oprechte van harte. Dat wy zeer verlangen om u eens te omhelzen, is naauwelyks | |
[pagina 297]
| |
melding waerdig. Wy hebben van de Zomer een reisje naar Friesland, en dus de Zuiderzee over, gedaan; ik was vry zeeziek schoon goede wind hebbende, hoe zoude het dan op de Zeeuwsche stroomen er uitzien? anders heeft Tanneke BekkerGa naar voetnoot1 haar zuster en my vriendelyk verzogt, als meede Hare Neef en Nicht Udemans,Ga naar voetnoot2 maar wy durven het niet waagen, te meer daar myne vriendin zo zeer aandoenlyk van zeenuen is. Dat gy dit reisje met den Weleerwaarde zoud doen was voor ons wel allerwenschelykst, maar niet redelyk, u, met so veel klein leevendig goedje te vergen. Wy hoopen echter in de eerstkoomende zomer Dominee te zien, en uit zynen mond uwen welstand en voorduurende genegenheid omtrent ons uwe oude vriendinnen te verneemen. Van onze byzondere Rampen te schryven in een tydvak waar de rampen zo algemeen zyn, komt ons te eigenbaatig, te ligtgeraakt, te zwak voor; laaten wy ons zelven en elkanderen liever bepaalen by het goede het welk wy nog booven zo veele duizenden zo onverdiend genieten. Wat het Lot de Voorzienigheid voor ons Vaderland beschooren heeft of gehengen zal, moet de tyd leeren en blyft haare wysheid en goedheid aanbevoolen. Gelukkig dat wy eenen nieuwen Hemel en nieuwe aarde verwagten waarin alle zuivere Republikeinsche deugden woonen, en alle de zelve onvermengde gelukzaligheden plaatsch vinden zullen. Vaarwel, waarde en geliefde vriendin, groet uwen geachten Echtgenoot hartelyk van ons. Verheug ons met een Brief door den Burger die u deezen heeft doen toekoomen, kus uwe kindertjes voor ons en geloof dat wy onveranderlyk zyn uwe oprecht Vriendinne. (amen! amen! Wolfje)Ga naar voetnoot3 en Agatha Deken.
[A. Deken.] 's Haage, 28 Septb. 1798. |