Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 292]
| |
CXXVIII. (Aan mejuff. J.A. Huet, Busken, Vlissingen).Myn eige lieve Coosje!
Hoort uw man het niet? of heeft hy te veel eigenliefde om jaloers te kunnen zyn, dat eene 60 jaarige vrouw dus schryft aan eene waardige moeder van zes schoone kinderen? Wel dan nog maal, myne eige lieve Coosje! Wat gaf ik niet om u eens te zien, en zo van hart tot hart met u te praaten als wy op Lommerlust praatte! O, ik voorzag wel dat gy, als gy eens in uwen eigen kring zoud kunnen werken, eene uitmuntende vrouw en moeder zyn zoudt. Uw hart had zulk een grooten schat van liefde, dat het slegts voorwerpen noodig had, om die toch te kunnen uitzetten. Bloos niet, myne beminde Vriendin, zo was het by u, & zoo was het in uwe jaaren by my. De natuur had noch u noch my tot alledaagsche-vrouwen geschikt. Maar! dat zag de waereld; ('k wil zeggen) dat zagen geene ordinaire domme of boosaardige wezens. Geluk, myne geliefde, met uwen waardigen Huet!Ga naar voetnoot1 geluk met uwe lieve kinderen, waarvan gy geheel en al moeder zyt. O, welk een waardy hebt gy, als Moeder, als Voester uwer kinderen, niet in myne oogen! Gy moogt vermageren - wat hebben wy toch met dat al te dik overkleedsel te doen? | |
[pagina 293]
| |
Uw brief ontfing ik dingsdag avond, hy heeft my een slaapelooze nagt gekost; ik, die veel meer leef van slaap dan van voedsel, en doorgaans agt uuren daarmede doorbreng. Alle myne denkbeelden waren als met zonnestraalen getekend & alle die denkbeelden hadden niets onaangenaams, dan dat zy my te zeer schudde. Ik hoop immers dat gy nooit getwyfeld hebt aan myne welmeenende Vriendschap voor u? Zo al, dan moet dit niet weêr gebeuren. Ook met al schryf ik u niet dikwyls; want hoe weinig ik ook schyn te doen, ik ben toch bezig. De bewyzen daarvan kunt gy niet lezen, want men drukt thans niets omdat er niets gelezen word. Gaarn zoude ik eens zyn overgestoken, maar Aagtje is te bang en ik te zeeziek; ook, waar zouden wy gelogeerd hebben? by .... die lieden denken zo geopposeerd aan my (zo zy ooit denken!)... ik heb een natuurlyken afkeer van slavenkoopers. Ik ben zo naar vaste beginsels Patriottisch, dat de huiselyke verkeering met vrienden en aanhangers eens laagen vyands zyns Lands, dat hunne beleeftheden ondraaglyk voor my zouden zyn, zo ook voor myne waardige vrienden Deken. By myne schoonzuster?Ga naar voetnoot1 Kunt gy dit zonder lachen zeggen? By Fransje?Ga naar voetnoot2 die heeft zelf geen huis. By U? o ik denk dat gy met uwe kleine familie dat geheel noodig hebt, en geen twee bedden kunt geven, even min als ik thans één. Ja, Coosje, ik ben door het schurkachtig Bankroet van Nissen totaal geruïneerd, en leef thans van eenige edele Vrienden die ons bystaan. Wy hebben niets behouden dan, zo Zeeland betaalt, 600 a 700 f.; doch die betaalt niet, & wy hebben des eene nieuwe beproeving. Wat is het goed als men met Philosophie en Religie vroeg kennis maakt; ik geloof, dat, zo zy ons niet nu & dan een handje leende, ik het niet goed zoud maken. Van den ruimsten overvloed gestooten naar de behoefte, 't is hard; doch wy hebben onze Party genomen & leven op kamers, van grootte als myn kabinetje in de Beverwyk. Hoe, kunt gy omtrent denken. Las men | |
[pagina 294]
| |
zo als voor heen, wy zouden, zo God ons gezondheid gave, het wel, & zelf ruim hebben, byv. Willem [Leevend] hebben wy in achttien maanden begonnen & geëindigd, en dat gaf ons een honorair van ƒ6000. Doch niemand leest; onze [Cornelia] Wildschut, die ik geloof dat wel geschreven is, blyft onverkogt, enz. enz. Neen Coosje, nog zyn wy niet, dat wy zyn moeten! En wanneer zullen wy dat zyn? Ik zie hier uit myne kleine kamertjes wat meer naby de springveeren, die de Machines opwerken & ook de zogenaamde Volkslieders. Chut! men moet niet alles schryven. Wees gerust, myne vriendin & ik zyn dezelfde ieverige vrienden der waare Vryheid, die wy waren, toen myne personeele veiligheid my een reis van 200 mylen verpligtte te doen. U te melden welke tooneelen van schrik en verwoesting van bloed en moord wy bewandelt hebben, is niet mogelyk. Wy leefden echter als in Soär:Ga naar voetnoot1 als respectable vrouwen waaren wy altoos veilig, hoe dikwyls men my ook voor het gruwelyk Committé Revolutionair riep. Ik heb Vrankryk door nood geperst verlaten, geruïneert door de papieren, zo als misschien zes of agt Millioenen ingezetenen. Maar ik verliet het met tranen van vriendschap, van dankbaarheid; er ging een weeklagen op toen wy vertrokken; dat afscheid roert my nog te sterk, om er meer van te zeggen, & nooit, neen nooit, denk ik aan Vrankryk dan met weemoedigheid. Ik heb niet slegts de vader & moeder, maar de grootvader en grootmoeder gekent; alle mogelyke Bekkers zyn door die braave verdienstelyke Menschen onderwezen.Ga naar voetnoot2 My dunkt, ik nog zie dat uw mans grootmoeder my op de schoot neemt, en zegt: ‘Kleintje, wanneer komt gy met uw susje Chrisje ook by my? | |
[pagina 295]
| |
& dat ik wees, als ik zó groot ben als Mademoiselle Joli. Ei lieve meld my toch of Mevrouw GalandatGa naar voetnoot1 nog leeft? Of haar veelbeloovende zoon,Ga naar voetnoot2 weleer dicipel van Proff. Hennert,Ga naar voetnoot3 voldaan heeft aan die verwachting? & waar hy is enz. enz. Zo myn Heer Huet in den Haag komende ons met een bezoek vereert, hy zal ontfangen worden als den beminden man myner vriendin, als een waardig vriend, en oprecht Patriot; maar ons vermogen is thans so klein, dat wy hem niets dan onze tafel kunnen aanbieden. Coosje lief, ik moet eindigen en aan onze Fransje schryven. Maak haar niet jalours! lees, bid ik u! den aanvang dezes niet voor. De afstand tusschen vrienden is verbazend groot, behalven in welwillendheid, ô die is gelyk, die moet gelyk zyn; maar Coosje is echter Coosje, a Dieu! nogmaal a Dieu! ik omhels u met al het vuur eener zuivere vriendschap en groete u en myn Heer Huet met volkomen agting voor myne vriendin en my noemende
Uwe onveranderlyke vriendin
Betje Wolff geb. Bekker.
[Schynt te zyn van Augustus 1798. Zonder plaats of datum.] |
|