Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendCXVIII. (Aan mejuffrouw Schiere, Harlingen.)In een brief aan zeker neefje Janneman van 10 Oct. 1785 voegt Betje Wolff aan het slot erbij. ‘Denk derhalve veel & schryf eens aan Aagtje Deken, geestelyke zuster in het Sint Agatha Klooster onder de Abtisse Wolff.’
(Aan mejuffrouw Schiere.)
Heele Lieve!
Zware koortsen, veele bezigheden, veele bezoeken, veele werklieden enz. maar genoeg om my te [?] dat ik u niet eens geschreven heb. Zonder pedant te zyn kan ik, dit weet gy, zeggen, ik heb bynaar geen oogenblik voor me zelf. Besluit er maar niet uit dat ik u vergeet; dan zoudt gy my verongelyken, ik heb u lief & weet dat gy over my vriendelyk genoeg denkt. Geluk dan, myne lieve, met uw man (die ik ook wel eens wilde zien) geluk met alle de veranderingen in uw lot. Dat zy u het leven aangenaam blyven maken wensch ik hartlyk. Ik ben thans redelyk wel doch heb voorleden week met Mignon een ongeluk gehad dat echter wel is afgelopen. De Brengster deezes zal wel gedult hebben om u dat breder te verhalen. Uwe vriendin Jansje is | |
[pagina 272]
| |
nog veel liever & vrolyker & leerzamer dan toen zy eerst by my kwam. Zy ziet er uit als een roos & groet u hartelyk, zo doet ook de vriendinne Aagie. Dutje is te 's Gravenland alwaar haar mans VaderGa naar voetnoot1 ziek legt. Ik zal Jansje vragen of zy ook een regel krabbelen wil & eindig met u te verzekeren dat ik altoos ben
T.T. 10 October 1785. Wolffje. |
|