CIV. (Aan mejuffrouw M. Greeger te Amsterdam.)
Lieve Greegertje lief!
Hoe bedank ik u voor uwe lieve zorg voor myn Betje! nooit kunt gy my grooter verpligting opleggen dan door dus voor haar te zorgen: ‘ja ik heb u zo lief.’ Stout meisje, behoeft gy dat te vragen? zo ik u niet liefhad dan kende ik u niet, of ik deed my zelf schande aan. Ik verlang zo wel om u als gy om my te zien: & ik ben gerust, dat de attentie niet schaadt.
Lieve Gregertje, leef gezond & zo gelukkig als uw redelyke ziel billyk wenscht & geloof dat gy zeer grootelyks deelt in de tedere vriendschap van Betjes
Wolfje.
[de Ryp], 3 Mei 1781.