Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 242]
| |
XCVIII. (Aagtje Deken aan mejuffr. de Wede DollGa naar voetnoot1 te Amsterdam.)Waarde en Veelgeliefde Vriendinne!
Ik kan u, tot myn leetweesen, niet anders melden dan dat myn vriendin en ik reeds vier weeken Bedlegerig geweest zyn aan zwaare koortsen, myn vriendin is in het uiterste doodsgevaar geweest, de koortsen liepen in elkander en woeden op haare ligt aangedaane zeeunuwen; daar zyn reeds verscheiden Brieven door een goed vriend van ons over haaren gevaarlyken staat geschreeven, ik had den derden dagse koorts zo zwaar dat ik van my zelf niet wist, en op myn beste dagen versmolt ik van droefheid over myn lieve vriendin die geheel leidzaamheid en onderwerping was. Myn koortsen slyten uit, doch ik ben nog zeer zwak, het gansche zeeunuwgestel van myn vriendin is geschokt eerst door veel peinzend werken en nu door zulk een zwaare ziekte daar zy reeds kort te vooren twee heevige stooten van Koliek en Roodvonk heeft doorgeworsteld, zy kan op zyn best op haar beste dag 1 en ½ uur opzitten. Wat zullen wij zeggen lieve vriendin. Wij danken u voor alles hartelyk, meer kunnen wy thans niet. Myn vriendin zend u hier een werkje eigenlyk door haar voor kindren vertaaldGa naar voetnoot2, moogelyk dieverteerd het u, gelyk het my gedaan heeft byzonder door de geestige nooten door haar er bygevoegd. De plaatjes die by de FaabelenGa naar voetnoot3 koomen maaken dat het werkje | |
[pagina 243]
| |
lang onder handen blyft. Wy hebben een naaren tyd gehad; onzen Doctor te Purmerend was ook ziek, wy hebben Schuiten moeten afhuuren om hem hier te krygen, want aan de Heeren Barrebiers alhier durfden wy ons niet waagen, doch Gode zij gedankt wy hoopen dat het ergst over is, onze lieve vriendin Muuze van wien wy zo veel dienst hadden had ook nog de derdendagse koorts, onzen vriendin de droeve weduwe van GrouwGa naar voetnoot1 heeft de dubbelde derdendagse koorts en zeer dikke beenen, doch ik ben zo moe van schryven als van het melden van zo veel rampen; de beklaagenswaardige weduuw bedankt u hartelyk voor de Moeder van dat ongelukkige kind waarmede ze bezwaard is; ik doe zulks mede, houd u, lieve vriendin met dit weinige te vreden, alles wat ik thans vermag, zende hier nevens een proefje van de Faabelen, krygen die by gelegenheid wel eens te rug. Groet uwe waarde Man en zyt gegroet van myn lieve zwakke Wolfje en byzonder van
UEds oprechte Vriendin
Agatha DekenGa naar voetnoot2. Ryp, 14 Decembr 1779. |
|