Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXCVI. (Aagtje Deken aan dezelfden.)Wat zal ik by al het voorgaande voegen, zo doodelyk onmagtig in het uitdrukken der gevoelens van myn dankbaar hart? Zal ik u melden, dat ik mynen geest af-otter, om woorden uittevinden, om u een denkbeeld te geven van de leevendige gevoelens van genoegen by u ondervonden? - Wat zal het gevolg zyn? Gerrits ziel zal begeren te lachen, en ik zal my schamen over myne vermeetele onderneeming. Wees dan tevrede, waarde vrienden! met myne eenvoudige dankbetuiging; laat ik my verder in uwe vriendschap moogen aanbevelen, en u nog met eenige groetenissen, door myn vriendin Wolff vergeeten, moogen belasten: groet en spreek voor | |
[pagina 241]
| |
ons uwen zegen uit over Keesje van Oeveren, zyn jonge zoon, en, ten teeken van onze zugt voor het huis van Oranje, ook aan zyn talrijk nakomelingschap. Groet den Herder van Kralingen;Ga naar voetnoot1 zeg, dat ik, wanneer ik weder te Kralingen koom, hem wel volkomen Aphezis, loslaating, wil aankondigen, vermids zyn dienst van weinig nut is. Groet de vriendinnen, die onder het kruis booterammen vr.... en wensch haar alle de zegeningen van een werkzaam leeven; groet, met één woord, allen, die den landen, kerken, genootschappen, huisgezinnen of zich zelven nuttig zyn, van haar, die zich tekend, geachte vriend en vriendinne
Uw oprechte vriendin
A. Deken.
Amsterdam, 18 Septr. 1779. |
|