Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 233]
| |
XC. (Aan den heer J.E. Grave.)Waarde Vriend!
Ik ben zo verheerlykt met uw charmant vaersjeGa naar voetnoot1 dat ik het reeds aan Allart gezonden hebbe, alleen de vryheid genomen hebbende om den duitschen rok af te keuren & Aagie heeft er vier of zes andere regels voor in gevoegt. Nog maal dank myn lieve Jan Broêr! ô ik ben grootsch op uwe vriendschap. Zeg eens vader, heb je niet een Hoogd. Bybel ter leen of te koop? en mag ik de losse bladen te rug om het register vast te maken? adres by den Boekverkoper. Groet het vrouwtje & onze Hansje, ook al de kinderen & geloof dat wy beiden altoos zyn zullen
Uwe susterlyke vriendinnen
De Weduwe Wolff & A. Deken in compagnie. 27 Juny 1779, Ryp.
Exuseer dit klein briefje, ik heb het wat druk. Kom je niet eens weer over vliegen? Wat heb ik een leven met die Castelein gehad. Maar hy heeft het geld tog moeten aannemen. |
|