Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendLXXIX. (Aagtje Deken aan den heer J.E. Grave.)Wel Jantje heb je het nou wel ooit lomper gezien in de stad te zyn en niet eens aan te koomen by onzen besten vriend? dan wees verzeekerd dat dit gansche verzuim zyn grond, oorsprong, voortgang en einde heeft in uwe byna onnavolgbaare toegevenheid. Wy zyn een dag of twe in de stad geweest. Myn weeuwtje heeft haar kamer gehouden uit vrees dat haar Rouwgewaad door den daauw des Hemels zou nat gemaakt worden 't welk van deszelfs gewis verderf zou agtervolgd worden. Ik heb door weer en wind gevloogen en niemand bezogt dan daar myne zaaken my noodzaakten. Lieve Man wees doch niet boos. Wy zullen alles goed maaken door als wy van WoerdenGa naar voetnoot2 terug koomen eens lekkertjes by u te eeten en dan zal ik u by ider glaasje wyn, voor ider citroen bedanken. Gy zult zien dat gy onzen vriend zyt en gy zult onzen vriend blyven zo lang de Mannen van Luuther staan. Wolfje zal u dit nog kragtiger bewyzen. [Betje vervolgt.] |
|