Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendLXXV. (Aan den heer..... te Amsterdam.)Ga naar voetnoot1Wel-Edel Gestrenge Heer!
Hoezeer heeft uwe heuschheid my verpligt! Ziehier het toegezonden stukje in orde terug. Vraagt gy bygeval myn oordeel over de uit- | |
[pagina 218]
| |
voering? daar is het; ik geef het voor 't geen het is. Het is superieur vertaald, & heeft niets van het Pedante, de genaturaliseerde zyn er behouden, & zo moet het ook zyn. 't Is lectuur voor fatzoendelyke lieden & die weeten wat zy zeggen schoon onvertaald zynde. Uit de recriptie van Mevrouw Vollenhooven weet ik, dat myn respectieusen aan Mevrouw uwe beminde is bezorgt, by occasie hoop ik antwoord van haar WelEd.Gestr. Vreezende importun te zyn zo ik u langer ophoud, maak ik het kort. Wy beiden verzekeren UwelEd.Gestr. van onze hoogagting & ik heb de eer my te noemen met veel eenvoudigheid & de grootste opregtheid
Uwe ootmoedige Dienaresse
Betje Wolff. Beemster, Vrydagavond. |
|