LXXIII. (Aan den heer J.E. Grave.)
Waardste Vriend!
Hartelyk dank ik u & het kleine vrouwtje & Hansje (in voorraad) voor 't gezondene. Maar man, maar Kóóker, de kurketrekker is op de eerste kurk onbruikbaar geworden zo dat, ik heb reeds gezien dat alle verandering geen verbetering is. Evenwel hy zal met kleine kosten te herstellen zyn; ik denk dat als ik hem eens by een yzermaker zend dat hy my voor een paar zesjes die wel in orde zoude krygen. Hier eindigt die schoone historie van de kurkentrekker.
Waar Deekie blyft weet ik niet, geen bf dan die die ik van u ontving, ze kwam deeze week thuis, & dan zo ras mogelyk, hier. Ik heb aan myn braven Janbroêr & zyn wyf de hele klugt vertelt van Aagie & my, & zy beiden keurden dat exelent goed voor my & voor haar. Ik heb het ook aan Papa geschreven; wél bewust dat dit plan my zal veraangenaamen by hem. Alleen kan ik niet leven. Ik moet iemand hebben die my wat opmontert & daar ik hoog mee loop, ik word mager van verdriet! 't is waarlyk zo. Hoor eens lieve vrienden, zoud gy, zo ik zelf in de stad moet komen om meubelen te kopen, my wel een nagt of moogelyk twee willen wardschippen by myn Hansje?
Ik weet niet of ik zelf niet dien te komen nog niet, 't zal nog wel 14 dagen aanlopen & zo Deekie en Hansje goed voor my willen koopen blyf ik thuis; doch wie weet myn zien [smaak] ook zo net? Nu gy koomt voor die tyd nog wel eens & dan kondet gy my meenemen, want ik wil niet vernagten dan by u, dat's te zeggen onder uw dak. Ik heb (zie gy moet alles weten) om 300 ƒ gevraagd aan Papa, want man, de man het er dik van & Jan zei ‘je moet het maar stout doen.’ Ik moet daar voor kopen een douzyn fraaye fransche stoelen met twee fauteuil[s] weetje van die geschilderde. Ik moet kopen een bureau geel of wit geverft zo als veel in de Manier is & proper staat. Ik moet kopen een roomkleur Engelsch tafel servis, & wat voords tot een propere & zindelyke inboedel