Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendLXXII. (Aan Joost Gerard KistGa naar voetnoot2 ‘Student op 's Lands Universiteit te Leiden.’)Myn waarde Kist!
De band is gebroken, geene kinderen van uwen lieven Oom hebbende, is, zo als de waereld dat noemt, de vriendschap uit; maar wat hebben redelyke wezens te doen met de sentimenten der Waereld, indien zy dwaas, of ongegrond zyn? Ik heb niets te doen met eenigen der Familie, noch zy met my; om dat ik opnieuw reden hebbe, my over uwe twee oomen te beklaagen, door dien zy goed vonden, my op eene zeer onvriendelyke en onheusche wyze te antwoorden, en kwaalyk durven neemen dat ik hen niet gewaarschuwd hebbe; ja! dat uw oom aan verval van kragten gestorven is: NB. om dat zij daar nooit iets van gehoort hadden. Daar het echter eene uitgemaakte zaak is, & ik niet konde weten | |
[pagina 213]
| |
dat uw Oom zynen elendigen staat zo hadt verborgen, als hy aan hun schreef & daar het waaragtig is, dat uw Oom als in een oogenblik alleronverwagts is van my gerukt (zo als men uit myn Berigt in de Boekzaal zal kunnen leezen). Ik heb ook die twee condoleantiebrieven aan eenigen laaten zien om te toonen hoe men my behandelde: ja dat men zelf de onbeleeftheid had om myn waarde Broeder te beantw. met Mejufvr. & zuster en onderschreef uw Dienaar E.H. & J.E. (gy weet wie ik meen).Ga naar voetnoot1 Doch, Kistlief, wat heeft dit voor influence op onze vriendschap? & waarom vreest gy dat gy my zult missen? dat onze vriendschap zal uitzyn? Zo ik onvergenoegt op u konde wezen, zo zoude ik het zyn om dat gy dit vreest. Ik zal u liever geruststellen & u verzekeren dat ik de zelfde opregte, tedere vriendin ben voor U die ik was, & my altoos toonde; ik zal by alle gelegenheden daar van de blyken geven zo verre dit in myn geringe vermogen is & zo lang myn Kistje de paden der deugd bewandelt en zynen geest oefent in nutte kundigheden, zal hy in zyn waardste en liefste Tante (zo als hy haar noemt) eene zusterlyke vriendin vinden, die hem altoos wil raden en leeren waar zy kan of mag. Uw laatste briefje aan ons was zo kort dat wy niet wisten wat te denken; doch dewijl wy niet rechtzinnig zyn, zo dachten wy het beste van onze naasten, & meenden dat onzen jongen vriend geen tyd overig had van zyne studie. Geen dag heb ik u vergeten, & ik heb meenige zugt voor uw geluk tot den algoeden opgezonden. Gy zult, in deezen, een nieuw bewys van myn vertrouwen in u vinden. Ik blyf, althans, voor eerst, in dit Quartier, in Dec. is myn tyd uit. Dan ga ik woonen in de Ryp in een huis van Vader Carman & de zuster van myne ziel, myne waardste Deken, wagt ik, binnen weinige dagen om met my te leven & te sterven; wy brengen al wat wy hebben by elkander, en zullen daar van fatsoendelyk buiten leven kunnen. Beiden hebben wy veel goed te erven & de bezitters daar van zijn 82 & 77 jaaren.Ga naar voetnoot2 Myn beste vriendin is thans naar | |
[pagina 214]
| |
Rynsburg om aldaar naar de heilige oorspronkelyke eenvoudigheid des Evangelium haaren Godsdienst te oeffenen, zeker hebt gy haar daar gezien; schoon onbekent.Ga naar voetnoot1 Zy is hier geweest van 's Woendags den 30sten [April] tot Vrydags den 9den Mei, ik heb in alle myne verdrietige en moeyelyke omstandigheden dat waardig mensch by my gehad. Na den 17den Juny, dat is 6 weken na uws ooms begraven word alles verkogt te Hoorn. De Boeken insgelyks. M. is door uw Oom uit het sterfhuis geslooten zo lang hy onbegraven was, & sedert is de Pastori de myne; 't is geen boedelhuis. Melt uit deezen 't geen gy goed vind, aan uwe lieve Ouders die ik hartelyk bemin, wiens brief my zeer aangenaam was. Denkelyk in de aanstaande week koomt hier voor een dag of drie myn jongste broêr met zyn vrouw om eens te zien hoe hier alles is. Na die week kunt gy, zo gy het schikken kunt, als het niemand der Leidenaars weet, (dat niet hoeft dunkt my om dat zy my zo onheusch zyn) eens komen. Ik weet dat gy verlangt om my eens te zien. Deken zal dan hier zyn en de boedel nog niet verkogt zo dat dat zal best schikken. Reis toch menageus Kistje! denk dat geld duure waar is & dat men het niet makkelyk krygt. Schryf niet zo gy komt, het maakt kosten myn kind & ik moet nog verantwoorden aan de Executeurs tot aan den 17den Juny; 't zyn Carman en onzen ChirugynGa naar voetnoot2 die ik zelf uitkoos. Doch zo gy schryft mannetjelief Franqueer dan tot Leiden, zo een bf. komt anders ysselyk hoog in de Beemster. Ziet gy wel dat ik aan u eigen & eenvoudig schryf. Wy (voor Deken staa ik u in) wagten met zusterlyk verlangen, & hoopen u met een gezond lichaam & gerust hart met een verlichten geest & een schrander oordeel te omhelsen als ons kind. Adieu lieve jongen! T.T. Beemster, 23 Mei 1777. Weduwe Wolff.
Myn compliment aan den braaven Professor Schultens. |
|