Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendLXX. (Aan den heer J.E. Grave.)Waarde & hooggeëerde Vriend!
Nu, maak me niet trots, het welt zo wel in het zondig Adams kind: zo als gy & ik & alle ortodoxe geloovigen, helaas, by bevinding weten. Heeft mynen laatsten aan u, u zo gesmaakt? Man, spreek je de woorden [?]. Ik durf u niet verzekeren dat deezen zo knaps opgesteld zal zyn, want het sujet, waarover ook gy myn.... sus! waar is den brief hoe noemt gy 't ook, ja, myn gevat oordeel vraagt, is juist niet heel balsemiek voor een vrouw om te antwoorden. Evenwel! wat zal ik doen, gy zyt zulk een allerbeste vriend van my, & ik hou zo gruwelyke veul van je, dat ik het maar zal aanvaarden. Lees! & zo den inhoud u niet met al smaakt, smyt hem | |
[pagina 207]
| |
weg, je krygt hem door myn waarde & lieve Aagie franco & je hebt meteen occasie om die lieve meit eens te beglieren no doch! Een schilder die Adam & Eva, omdat zy geschaapen & niet gebooren zyn, zonder Navel afbeelde, zou ik eerder kunnen exuseeren dan een dichter, die my vertelde dat zyn Paar dat machinetje niet gehad hadden. Waarom? omdat de delicatessse der Poëzy zo groot is dat het haar, zo min als eene welopgevoede dame vrystaat alles wat tot den Mensch behoord, als een beelt beschouwt, te noemen. 't Is zeker als philosoof hetzelfde of ik van het eene lid of het ander spreek. Doch.... ik kan my daarover niet uit laaten, ik zou in de zelfde onbetaamelykheid vallen. En de ondervinding leert dat men min geërgerd is door het zien van een vry schilderstuk, als door het hooren beschryven van het Menschbeeld (ik meen door de Dichter & niet door de churugyn). Uw schilder zou my evenwel, wilde hy zo oplettend schynen om het afbeelden van het eerste paar, moeten bewyzen dat die Menschen dat werktuigie, schoon voor hen niet natuurlyk noodzakelyk, niet gehad hadden als een sieraad van & voor het Menschbeeld, iets dat hy nooit doen kan. Ik zou hier meer van kunnen zeggen, doch ik moet niet; & zo gy myn gevat oordeel weer verlangt voor iets, zo kies een stof waarin ik handen & voeten los hebbe. Dit zy zo als het zy, ik geloof dat dit eene geval myne stelling ‘volg de schoone natuur’ met die bepaling in mynen vorigen erby gevoegd, niets kan verzwakken. Gy ook niet, ik weet het, 't is maar eens om te zien hoe Wolfje zig zoude redden, niet waar? Noem my eens een eerste Genie 't zy in de Schilder 't zy in de Dichtkunst die een andere Leidsvrouw volgde. Jan Vos zelf ontbrak niets dan oordeel & smaak om de grootste Poëet in het schilderende deel der kunst te zyn. Van BerkheyGa naar voetnoot1 heeft zyn Meester niet, als hy den regten weg houd & ik kan verdrietig worden als ik zie dat zyn oordeel zyn verbeeldingskragt zo dikwyls in de pekel laat! Niemand haat het gezwollene meer dan Wolfje; ik ben des geene blinde aanbidder | |
[pagina 208]
| |
zyner groote gebreken; ik herhaal alleen, dat de meesterlyke trekken van zyn penseel niet te verbeteren zyn; & ik noem zyn trant in de groote Manier (zo als de schilders spreeken) schilderen. Onze hedendaagsche (ik bepaal my alleen tot onze lands genooten) hebben geen kragt om die hoogte te bereiken; hy zelf houd ze niet genoeg; maar hy toont evenwel dat hy weet wat een dichter doen moet. Er heerscht een beuzelagtige smaak in onze eeuw, die zich uitspreit tot op onze wyze van kleding, - onze uitspanningen zelven. Men maakt aartige, lieve kleine kabinetstukjes & Portretjes, maar men schildert niet meer als een Rubbens, een Frans Hals, een Potter. Zie, om nog een woord te zeggen van het schilderen eens een portret van van Dyck, niets is malscher, lekkerder, voluptueuser - levendiger dan zyne vrouwen & kindertjes. 't Is immers nu nog een spreekwoord als men wilt zeggen: ‘die vrouw heeft schoone zagte handjes, 't zyn handjes van van Dyk!’ Zie er onze hedendaagsche Portretten by - 't is - was? Gelikt kaarteblad: & zo wy tot het kragtige, het sterke, het miraculeuse mansbeeld overgaan; daar zit het nog erger! Onze kunstenaars likken - likken in der eeuwigheid, dit geeft aan hunne onzuivere tekeningen eenigen glans, & zo men geen kunst koopt, men koopt ten minsten arbeid. Past dit alles toe (& gy zult mij verstaan) op onze Dichters. Had de grootsche NeufvilleGa naar voetnoot1 meer gewerkt, zy zou den grooten smaak ingevoert hebben; had van Merken meer haar eigen zin gevolgd zy zou verwonderd - ten minsten bekoord hebben - niet in een Enkeld schilderytje maar in 't geheel. Niets komt my ook bespottelyker voor dan die menigte van Dichterlyke Genootschappen in onze dagen. Men zou waarlyk zeggen dat het vaerzen maaken een ambacht ware; trouwens, een goed schoenlapper estimeer ik verre boven een hedendaags vaerzenmaker. Men erkent dat er exept een eerlyk man & een opregt vriend niets zeldzamer zyn kan dan een Dichter & men stopt ons lysten gelyk aan de rol van Ezegiël in den hand! De Grieken, uit alle oude & hedendaagsche volken het beste | |
[pagina 209]
| |
geschikt om dichters uit te leveren, hebben ons echter maar één Homerus, één Sappho, één Pindarus gegeven. Ik noem van yder zoort van Dichtkunst maar één, omdat de anderen er zo verre voor onderdoen moeten. Homerus in het Heldendicht, Sappho in het Minnelied (ik admireer alleen haare kunst die de Natuur al haare liefdegeheimen had ontfutzeld) & Pindarus in den Lierzang. Virgilius & Horatius; Milton, Pope & Addison, Jan babtize Rousseau, Voltaire, Molière en Fontaine. Zie daar Geniën; Corneille & Racine verdienen er plaats by, in allen opzigte, doch hoe klein is echter 't getal! - en 't kan niet anders. Ik geloof niet dat er eene kunst is die zo veel in den beoefenaar onderstelt als de Dichtkunde. De Naam moet, om zo te spreeken, zal er een dichter gevormt worden, het eerste grondformeersel anders aanzeggen dan dat van andere menschen. Hy moet, tot zekere jaaren toe niet dan gevoel zyn: zyne senuen moeten teder & gespannen zyn; zyn hart zo aandoenlyk dat het de minste indrukken der driften ontvangt: ziedaar het phisique deel. Hy moet een edel oordeel, vast vernuft, uitgebreid geoeffend - versterkt verstand hebben; hy moet een schat van keurige kundigheden in zyn geheugen hebben opgeleid, vooral hy moet de mensch kennen, waar hy dien ontmoet waarnemen & om niet alles te noemen, dan zal hy, maakt hy gladde vaerzen, den naam van een Dichter waardig worden. Nog iets, gy vraagt my: ‘doch is het voorbeeld van Frans Hals wel door accurate schilders te volgen?’ Neen! maar wat my betreft, ik ontsla hem van dat accurate zo hy Frans Hals kan navolgen; zo dat ik ben het niet met u eens over ‘hy heeft het gezegd.’ 't Spyt my dat die coup van my is, ik zou u anders eens toonen dat dit een dier zetten is, die by een Blixemstraal afzyn. Genoeg voor ditmaal! Je zoud niet half geloven hoe bly ik ben met uwe verbeteringen op de vaerzen u gezonden; ik neem ze allen over & zeg: dankje man, dankje Kóóker, als ik weer zo vry mag zyn in 't vervolg! Je zult zien dat ik ze alle gebruik. Nu ga ik ereis het vriendelyke gedeelte uws bf. bekoozelen. Ik ben behouden aangeland, & zo do maar wat beter gesteld was, alles wel was, want ik ben maar wat heel snisjes exept een zere keel. Wat aangaat de belofte, Man! dat in 't vat is zuurt niet | |
[pagina 210]
| |
't Spyt my maar dat ik zo kogelsvlugt affaire moet doen, ik zou u de moeite wel bewaard hebben, om my een slagpen uit te schieten: ik had, als een Duifje op jen til gekomen, kir, kir, kooziker, geroepen, & uit de aartigheid een stukje uit de schotel gepikt. Ik heb het al te balsemiek by je gehad om dat ooit te vergeten. Bedenk alleen de conditie: is myn credit nog goed by je, want al liet je me gyzelen, nu kan ik nog niet betaalen. De hoofdsom is in beslag; doch als ik dat fei de comis ereis los heb, dan betaal ik hoofdsom & renten. Maak maar geen zwarigheid over de betaaling, het Fonds is onverminderd & word geadministreerd naar behooren ten kantore der Dames Vriendschap & Dankbaarheid in Comp. Verstaat gy dit? Aagie zal het u anders wel op zijn CocciaansGa naar voetnoot1 uitleggen. Win braaf geld met je bakkery, hoor. Ik ken nog 14 dagen in alle zoetigheid tweemaal daags aan je denken, weetje, Jantje. Groet alle die van uwen huize zijn hartelyk & vriendelyk. Als je ereis niets beters te doen hebt, schryf dan eens aan Wolfje - adieu Jan Adams van Mevrouw Buskruid (als 't haar Aagie of u of iemand my zo waardig raakt).
In myn Leuningstoel 5de Maart 5den dag onzer zitting.
Deezen onzen openen Brief te stellen in handen van onzen vroomen lieven discreten voorzienigen Jan Adams onzen vriend & bontgenoot, door u onze zuster & troongenote St. Agatha
Wy Elizabeth.
In het 18de Jaar onzer Koninglyke regeering gegeven uit ons Aardsbisschoppelyk WinterPaleis genaamt Kipperust. |