Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendLXII. (Aan den heer en mejuffr. Grave.)Myn hooggeschatte & zeer geliefde Vrienden!
Hoe langer ik uitstel om u myne erkentenisse door woorden te doen weten, hoe onmagtiger ik my daar toe bevinde. U met een grooten omhaal van Retorische feguuren & zwierige uitdrukkingen lastig te vallen verbied my de goede smaak, voor al - myn hart 't welk niet dan eenvoudigheid waardeerd, & overtuigt is dat zij 't best instaat is om onze erkentenis aan onze vrienden te doen zien. Laat ik uit de volheid van dat hart mogen herhaalen dat ik nooit met meer hartelykheid ontvangen ben dan door u alle Drie; yder in zyn trant. Dat ik, nooit, zagter & zuiverder genoegen genoten hebbe dan by u & door uwe, voor my eeuwig verpligtende toegeeflykheid omtrent myne verkiezing. Oordeel welk gevoelen van dankbaarheid dit by my moet verwekt hebbe; ik die eene Dienstmaagt bedanke voor de minste beleeftheid my betoont. Stel het op rekening myner onmagt zo ik het nu alleen by woorden moet laaten; doe my 't regt om te geloven dat ik my een eer & genoegen maak in u myn vriend, in u myne vrienden te toonen dat myne erkentenis uwe goedheden voor my evenaart. Hoe vuurig hoe opregt deel ik in alles wat u lieden betreft! Hoe | |
[pagina 181]
| |
juicht myn verwyderd hart als ik my verbeeld dat gy met elkander zo gelukkig leeft als het in uwe hand staat te zyn! Liefde is de altoos vloeyende bron van onuitsprekelyk genoegen; Liefde is de Moeder der altoos hartenwinnende toegefelykkeid; zy verzagt de rampen des levens, terwyl zy den voorspoed regt gelukkig voor ons maakt. Wy hebben allen niet evenveel ontvangen: maar het is billyk dat zy die het meest met verstandelyke vermogens bevoordeeld zyn ook de grootste uitgaaf doen geduurende onze inwooning in dit leven. Men zal my verstaan hoop ik & het ten besten duiden. Nogmaal dank, lief & my zo genegen vrouwtje. Mag ik u wel, met al de overredende zagtheid onze Sex eigen, herinneren, dat gy uwe moederlyke liefde onder 't geleide van een zeer verstandig & tederhartig Echtgenoot moet oeffenen? Dat het waaragtig belang uwer kinderen eischt, dat zy niet altoos by u zyn? Dat zij u met reden zullen liefhebben zoo gy hen instaat stelt wyzer & beter te worden? Kusch uwe lieve Meisjes & uw beminlyk klein zoontje eens voor my & geloof dat niets dan myne zucht voor u allen my in staat stelt u dit te schryven. Wel nu, myn Lieve Hansje,Ga naar voetnoot1 nu kent, nu bemint gy uw Wolfje! dit voltooyt myn geluk, want ik heb u waarlyk lief & ik ben aangedaan als ik my herinner hoe veele vriendelykheden gy my betoond hebt. Bemin my ook in myne absentie, wees de vriendin van myne dierbaarste vriendin. Uwe keuze is gegrond, zy is agtingswaardig & teffens beminlyk. Spreek met haar over Wolfje & laat ik door uw lieve hand verzekerd worden dat gy my niet vergeet! Ja Man! zo heeft alles een einde! Kóóker! kóóker! wat heeft uwe heuschheid my verpligt! Ik heb wat heel balsemiecq afscheid genomen van u, maar ik zal u in geen maand vergeten. Wat verzie je er onder dat ik u nooit vergeet? een glaasje Borrel? Myn Vriend! durf ik nog iets van uwe heuschheid smeeken?
Denk nooit aan Betje Wolff of denk aan Aagtje Deken.
Onnodig dat gy my nu naar de reden vraagt:
| |
[pagina 182]
| |
Gy weet dat Aagtje aan my, zoo als aan u behaagt.
Wel ja, wat zeg je van dat meisje,
Behaagt zy u niet meer en meer?
Wat my betreft, 'k zeg reisje op reisje:
Nu smaakt my Deken nog veel meer,
Haar deugd is niet bizar, niet grillig,
Haar oordeel is volmaakt gezond.
Ze is tot een grapje niet onwillig,
ô Wanneer zie ik toch dien stond
Waarin ik u en haar -
maar het denkbeeld is te sterk! ik mis haar droevig & Geduld is de eenige remedie. Adieu myn lieve Vrienden. Niemand bemint u opregter, nog is met zo veele dankbaarheid
Uw aller Wolfje. Beemster, Woensd. 16 October 1776. |
|