Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 178]
| |
LX. (Aan den heer en mejuffr. Grave.)Myn waardste Vrienden!
Gy kunt zo kragtig niet verlangen (om my te zien) als ik om u allen te omhelzen! Ik ben voor een jaar al by myn Heer & Mevrouw Vollenhoven verzogt; doch ik kon er my ‘zo niet regt by neerleggen’, hoe charmant die lieden ook zyn; ô ik ben zo een wonderlyk kind; ik volg zo maar eenvoudig de inspraak van een hart dat ik by de ondervinding weet dat goed is, & my niet mi sleid Ik koom vast; & ik zie, met Poëtisch ongedult, het uur te gemoed dat ik my by drie zulke my allerwaardste Persoonen zal bevinden. Doch! ik moet nog eenige dagen Tantaliseeren; om huiselyke zaken; de pligt gaat by my voor, & dan komt het op een paar daagjes niet aan, als ik uit ben. Laat ik dan zo gelukkig zyn van u nog eens voor myne komst te schryven, ‘om (een keurlyk idé, Graafje,) des te zachter in de armen van uwe lieve vrouw, & engelagtige suster ontvangen te worden.’ O wat verlang ik - onuitsprekelyk! Ik heb twee Brieven van Juffr. D. Ik mag ze niet zenden: ze zyn al te ootmoedig. Ze is my lief geworden wyl ik zie dat zy haare, zo noemt zy het, onvergeefelijke Behandeling zo betreurd. Nu zou ik haar de maat eens volmeten; & als ik in de stad kom, een koets aan de N. Stadsherberg laaten komen, die my by haar bragt; want ik ben overtuigd, dat zy my in de presentie van anderen niet voor de eerste reis zien kan & gy weet niet welk een onuitdrukkelyk goed, - mal - zot, goed hart ik heb, als men berouw heeft. Zo gy het echter niet approveerd, zal er niet van beuren. Ik stel myn eer in geleid te worden door lieden, die ik hoogagt, & heb, als dan, eigentlyk geen wil. Ik hoop echter dat gy deeze toegeevenheid van myn zwak hart zult goedkeuren. Lieve Grave, er is in myn oog geen waare grootheid zonder edelmoedige goedheid! o laat ik die omtrent zoo een bekwaam & in allen opzigte agtingswaardig mensch mogen inwilligen! Ik bid u, vind het goed | |
[pagina 179]
| |
dat Betje Wolff alleen rigide voor haar zelf, maar onbepaald liefdrijk omtrend andere zwakke - meer zwakke dan booze Natuurgenoten zy! Haar Brief is al uit de waereld: ik heb op haare bede haar die weergegeeven, & ik hoop nogmaal dat gy 't goedkeurt. Laat my uw oordeel weten, & ik zal het volgen, maak daar staat op! 't Zal nog wel 14 dagen duuren eer ik kan komen, zo dat antw. my nog eens. Wat zullen wy ons huiselyk diverteeren! ô gy weet niet welk een blijgeestig mensch gy in uw huis & uw zusje in haare armen krijgt! nog hoeveel ik van kinderen & al de huwlyks omslag houde, - met één woord Graafje, ik ben een vrouw, myne deugden en gebreken zyn op myn' sexe geënt. Toen de Stadhouder my zyn Hof aanbood tot LogementGa naar voetnoot1, was ik zo gecoiffeerd niet als nu de Heer en Juffrouwen Grave my verzoeken. Ik moet eindigen doch kan haast niet, maar de brief moet weg. Schryft nog eens wilt gy aan uw & uw vrouws & uw susters eige Betje Wolff.
Vrydag avond laat, 6 September 1776, in de Beemster. |
|