Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXLVI. (Aan Dr. D.H. Gallandat.)Myn heer Zeergeachte Vriend!
Naauwlyks kunt gy u een idé vormen van die eenzaamheid, welke heden weêr myn gelukkig deel is. Alreeds zyn de Buitenplaatzen ontruimd; de zwaare klei doet de bewoners hier spoediger naar 's Waerelds koopstad te rug gaan, dan zy die duin-en-wyk-waarts van ons liggen. Onze Republicq heeft geen schooner Oort dan de Beemster geduurende eenen korten zomer. Alles is hier schooner & grooter dan in de oude landen; & het Byvoeglyk woord | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Beemster’ - is eene recomandatie voor de producten. Beemster Peulen - Erten - Koeyen enz. zegt de allerbeste. De heele meer is 7 uuren in zyn omtrek, & wy woonen aan een Laan die 3 uuren lang is, beplant met hooge boomen; ieder ½ uur gaans kruissen de wegen elkander, & op elk vak staat een schoone hooge boom. Niets haalt by de effenheid der vierkante weiden. De wegen zyn gesoomt met de welvaarendste Boerderyen, en met fraaye Plaatzen. Van ons huis tot aan de stad Purmerend, legt een zeer goed schilppad; doch buiten dat is er geen kans, de Beemster klei des winters te passeeren, ten zy met schuitjes, of per ys, mids het sterk genoeg is. Ofschoon ik geene misantrope ben, & niet afkeerig van geselschap, zo durf ik U wel zeggen, dat er, voor een mensch dat denkt en de tyd een schat noemt, iets lastigs is in dat onafgebroken uitzijn, of luiden zien. En dat ik wel eens zeg ‘alweêr uit! - alweêr belet gestuurt’? maar wat zal ik doen? My voegen naar tgeen zich niet naar my wil voegen; & dewyl myne studie den Mensch ten voorwerp heeft, & ik myne Philosofische oogen gewend heb, door 't geen den mensch omringt door te zien, zo vind ik, dikwyls, in de frivole gezelschappen iets nuttigs voor my; & de Conversatie tusschen eene Coquette & een Petitmaitre is een sujet, dat my, menigmaal, groote ontdekkingen in het menschelyke hart heeft helpen doen. Zomtyds observeer ik de afkoomelingen van die groote mannen, die vóór 100 & meer jaaren de Republicq zo beroemd maakten, De Bickers, de Hoofden, de Grooten, de Graaflands; & ik zie, dikwyls, dat zy hunne voorvaders zo zeer wyken in noblesse van geest & gezond verstand, als in die door en door gezonde geramasseerde lichaamen, welke men in hunne afbeeldzels bespeurt. 't Is my onbegrypelyk, dat er een eenig mensch, die gezond verstand heeft, een jaar aaneen in de Beaumonde leeven kan. Niets is zoo fade, zo insipide als het leeven onzer grooten. Gedebaucheerde lichaamen, zenuwlooze zielen (permitteer my dit woord!), kinderagtige neigingen, een popachtige smaak, eenige oppervlakkige lecture, iets dat naar vernuft zweemt; - zo zyn de meesten die figuur in die Gezelschappen maaken, welke ik zoo zeer veragte. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||
Onze dames doen niet veel meer eer aan eene Sexe, die de liefde & glorie is van wel denkend man! Grooter licences als 't volk zich verbeelden durft, begaan zy, eene allesoverschreeuwende drift voor dat monster van slegten smaak, de Opera, ziedaar dit is haar kenmerk; & eene Juffr. Neytz overtreft eene Van Merken zo zeer by haar als Niëvri, Corver. Zoudt gy 't wel gelooven? onder zo veele Familliën zyn er pas drie, welke men hier van moet uitzonderen. 't Is die van onzen braaven Heer Dykgraaf, die van V.d. Mieden & Boon. Oordeel hoe bly ik, met zulke sentimenten, weezen moet, zo dra ik niet meer uit wellevenheid gedwongen worde, dit stille leeven voor eenige weken te abandoneeren! Ik heb my des niet net uitgedrukt in mynen laatsten, als ik zeide des somers leef ik voor myne vrienden; 't is gedeeltelyk zo, & zo lang ik in de steden Haarlem, Gouda of Amsterd. ben; maar buiten zynde, kunt gy wel denken dat ik eigenlyk maar goede bekenden zie; hoe 't zy, altoos ben ik tot uw dienst, & heb, in gevolge daar van, aan mynen Boekverkooper order gegeeven om u te zenden het volgende, zijnde het andre uitverkogt: (Franco Rotterdam) 2 Staat der Rechtheid. 2 Walch. 2 Mengelz. 2 Craig. 1 Scheepsl. 1 Zedenzang. 1 Cootje van Beyeren, enz. 1 Aan myn geest. 1 Maupertuis. 1 Exempl. Gryzaart. Hy zal u geene rekening, alleen eene Notitie zenden, & gy & ik zullen dat nu of dan by occasie wel eens vinden. Ik vinde zo veel vermaak in aan u te schryven, dat ik nog niet kan resolveeren de pen neêr te leggen. Zekere dame heeft hier op ons Beemster Toneel ondernomen, eene Engelsche rol te speelen; ik moet het u melden; 't is iets dat al myne gedagten occupeerd. Luister eens naar myne vertelling. De Famillie van Foreest is van den oudsten en grootsten Hollandschen Adel; & thans zo zeer als ooit in rang en vermogen. De dame die hier haare Plaats heeft, is van die Famillie, haar man was haar Germainneef. Hy stierf over 8 jaar, liet haar zwanger [achter] & Moeder van 8 kinderen onnoemelyk ryk zynde. Ze is vervolgens tot nu toe weduw gebleven, & heeft al dien tyd, zich zeer honet gedragen. De smaak is vry, maar zo gy my geloofd, is ze eene schoonheid, & lykt geen 30 jaar ofschoon zy | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||
reeds 38 is. Ze heeft zeer veel verstand, & heeft die heele famillie & zo veele schatten weeten in order te houden. Ze heeft verscheide partyen bedankt om haare kinderen enz. Maar zie, zy raakt verliefdt op een arme boere jongen, die NB. roomsch is & altyd met haare kinderen gespeeld heeft & die opgepast. Deeze jonge knaap heeft zeeker iets dat een vrouw als vrouw moet behaagen, & al wat hy is (wat verdienste!) is hy zyn eigen vlyt, verstand, & gedrag verschuldigd. Gy zoudt my van iets romanesq verdenken indien ik u zeide, dat, indien hy de gelukkige inval maar gehad hadt, om uit een paar aanzienelyke ouders gebooren te willen worden, hy deeze charmante vrouw zou verdienen; 't is echter zo, & alle vrouwen zullen dat denken die hem kennen. Hy is waarlyk al wat polit & aangenaam is, hy weet zeer veel, heeft eene fraaye troni, & een schoon statuur, & is van een alleronberispelykst gedrag. Men heeft zederd een jaar gemeend, dat zy zeer familliair leefden; 10 domistiques zyn er tegelyk om weggeraakt. Enfin deeze vrouw heeft veel van zich doen spreeken. Maar geen Mensch dagt op trouwen! Deze week heeft zy al haare kinderen ontbooden; de twee oudste dogters zyn getrouwt, & de twee oudste zoons officiers. De degens zyn uitgeraakt, & de Heeren hebben hunnen aanstaande stiefvader van de Plaats gejaagd, met vele dreigementen; ze zyn heen gereden in vollen twist, & Mevrouw heeft daarop de Huwlyksgeboden laaten eischen, zo als dan ook na protestatie der Famillie is gegeeven. Deze schrandere Vrouw heeft my plaisir gedaan met te wagten tot dat onze grooten weg waaren; want anders had ik alledaag dien ziegezang moeten hooren. En wat zegt gy, myn Vriend, van deeze vertooning? 't Spyt my, dat zy kinderen heeft; want voor die kan het niet dan lastig zyn. Zy geeft zulke goede & redelyke reden van haare keuse; dat zy alleen in de Republicq van Plato moesten gehoort worden, om te worden toegejuicht. 't Concilie der Natuur pleit ook voor haare regtzinnigheid & zegt: dat zy intrensiq beter doet met Haar minnaar tot haaren man te maaken, dan zeer veele dames in haare mannen tot Cocus te verheffen. Maar 't Fatsoen, de Bienseance, & wat niet al, veroordeelen haar ten vollen. Ik zwyg wat de domme hoop roept: ‘& dat met een paapsche Vent!’ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ik zwyg & weet nog niet regt wat myn besluit is; ik doe nog maar denkbeelden op, zo wel voor als tegen haar, & hoope, hoe 't zy, dat zy een stap die zo gewraakt word, nooit zal hoeven te betreuren. Dit moet ik u echter toebetrouwen: wat is dat eene heldin: zy durft gelukkig zyn; &, omdat zy het anders niet zyn kan, dan wel met verbreking van alle die banden die, hoe noodzakelyk in de Maatschappy, echter onze natuurlyke vryheid hinderen. Welk eene vastheid van geest, hoe penetrant moet dat oog zyn, dat de waare waardy heeft weeten uit te vinden van een caracter, zo laag in de waereld geplaatst! Ik zeide Jongen; maar hy is 34 jaar &, schoon van arme ouders, ziet hy er uit als een ryk burgerman. Wie zyn echter de vrouwen die 't onbarmhartigst over haar oordeelen? zulken die in 't oog der deugd misdadiger zyn dan zy, ofschoon zy de Bienseance niet kwetzen, ten minsten niet voor 't oog van 't Publicq. Ik ken de dame zéér wel, & ik ben voor my gerust, dat niets dan zuivere liefde, waar van zy zo wel reden kan geven, haar doet doolen, & dat ik haar zwak nooit ondeugend zal noemen, omdat zy zich niet steld over eene hartstocht, die haar niet convenieerd & zo onaangenaam is voor haare familie. Gy kunt u de combustie hier over naauwlyks verbeelden, & er is echter niets aan te doen. Ze staat een millioen aan haare kindren af.Ga naar voetnoot1 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ik ben geheel & al als verzonken in gedagten over dit voorval; maar ik dreun te lang op één toon. 't Is echter een voorregt van 't familliair schryven, dat men schryft over 't geen men denkt, & zo als men er over denkt, niet waar? De inwyding des N. SchouwburgsGa naar voetnoot1 is allerpragtigst geweest, schoon al de dames en negligéz geweest zyn; de train van koetzen was ongeloofelyk. De stadssoldaaten stonden gerangeerd met scherp geladen, & met order om te schieten, indien 't Canaille moeite maakte. De Zoo-Zoos durven er niet van kikken; op den Preekstoel, meen ik; want de Dweepers roeren 't anders genoeg met pasquillen op de Regeering. Zie hier een ExemplaarGa naar voetnoot2 van een babiole, die gedrukt is op verzoek van goeye vrinden. Ik denk dat uwe Lieve Mietje & gy er eens om zult lachen: ik zend Jan ook een, & heb hem onlangs geschreven in antw. op zynen brief. En nu wagt ik myne charmante Cootje Best (de dame u uit den Brief bekend). In den zomer wil ik haar nooit hebben; ik ben dan niet genoeg meestresse van myn tyd, om van haar byzyn te profiteeren. Ik kan u niet beschryven, welk een Juweel deeze myne vriendin is. O Gallandat, er leeft maar zo één mensch! 't is de vriendschap niet, maar de waarheid die my dit getuigenis afdwingt. Zy alleen vervult dat ledige in myn hart, dat niets buiten haar kan vervullen: & indien ik al niemand buiten haar in Holland had my dierbaar, zy alleen hield van my. Verbeeld u de schoonste vrouw des waerelds - de schoonste brunet; verbeeld u al wat beschaaft & minzaam is, zodaanig is haare gedaante, zy exelleerd op de dwarsfluit & clavier, ze heeft een schoon groot verstand, door de beste & verstandigste opvoe- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||
ding verbeeterd; ze denkt wel, ze spreekt wel, ze schryft wel, maar haar zedelyk caracter is noch schoonder: haar hart is het sterkst bewys voor Pelagius. Met dit beminlyk mensch slyt ik myne aangenaamste & verstandigste uuren. Hoe gelukkig ben ik niet met eene vriendin, die al myne liefde, al myne achting verdient, die met my geen grooter genoegen kent, dan dat ontstaat uit de ontdekking van waarheid, & het vorderen in deugd! O, de Vriendschap is iets reëels. Ze is min levend, maar veel bestendiger dan de liefde. Maar men moet zekere geschiktheid hebben, om vriendschap te kunnen voeden; & ik geloof dat er zekere ressemblance vereischt word tusschen hen die vrienden zullen worden & blyven. Zy, die niet in staat is om te beminnen dat boven haar uitmunt, is ongeschikt voor de Vriendschap; & ik geloof dat zy best van alles in staat is om ons hart te voldoen, ook dan als het moede is van alles. Wat my betreft, ik begeer niets meer; Cootje voldoet my. Wy leezen, wy denken, wy schryven, elk als 't haar lust, of álleen, of in ons byzyn. Op myn Boekekamertje staan twee lessenaartjes enz. voor ons yder een; & de voormiddaagen slyten wy met zulke bezigheden als ons nuttig zyn. Dikwyls leggen wy, als by instinct, het boek neêr, & elkander aanziende, zeggen wy: ‘wat is waarheid?’ Entre nous: Coo is de eenige vrouw die L'EspritGa naar voetnoot1 verstaat, & LockeGa naar voetnoot2 kan leezen. Onlangs las ik haar iets voor uit een tractaat van FosterGa naar voetnoot3 over de woorden ‘GodsZoon’. ‘'t Is, zei ze, om nydig te worden op de Engelschen, als men ziet, hoe groot de vryheid der drukpersse daar is boven hier.’ Ge hebt gelyk, zeide ik, maar met disputeeren is niets te winnen, de geesten zyn te verhit. Laaten wy des ons best doen, om 't verstand onzer landgenooten te beschaaven, & 't gezond oordeel te vestigen, gy weet dan vallen allerlei Gekheden, zo wel gewyde als ongewyde van zelf weg. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||
Adieu, ik word geroepen om te eeten. Ds. Wolff groet u zeer en ik omhels u beiden, blyvende
T.T. Betje Wolff. Beemster .
P.S. het Compliment van myn Heer van Brugge.Ga naar voetnoot1 Het gaat nog exellent, schoon niet sterk, ten goeden voort. Toevallig zie ik, dat op dezelfde hoogte buitenwaards eene zweer komt; doch ZynE. zegt dat dit geene connexie heeft met het gezwel; hy was juist gisteren hier. | |||||||||||||||||||||||||||
(Bijlage).Ga naar voetnoot2Myn Heer!
Hier nevens zende ik UE., volgens verzoek van Juffr. Wolff, het ondergeschreven goed; verder iet van uwen dienste zynde, gelieve UE. te gebieden aan hem, die na vriendelyke groete, blyve, Myn Heer,
UE. Dw. Dienaar, T. TJALLINGIUS. Hoorn, den 15 Octob. 1774.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ik kon de pryzen niet lager stellen, om dat alles genoegzaam weg is, en ik ze duur moet inkoopen. Indien UEd. het niet behaagt, wil het gaarne terug hebben. Hier by nog, dat eerst in de andere week wordt uitgegeven:
Verzoeke voor 't ingeslotene adres aan den Heer Jan Bekker, broeder van de Dichteresse. |
|