Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXLIII. (Aan Dr. D.H. Gallandat.)Beemster, 17-74.
Ziedaar, mon Cher Ami, het Stukje. Lees het eens attent met uw charmante Vrouw, die ik by dezen hartelyk groet, & meld my by occasie uw oordeel. Zo gy ook het scheepslied & den brief accepteert, zult gy aan myn oogmerk voldoen. Ik zend het zo apart, om dat ik niet gaarn ergernis geef, & niemand myner famillie exept Jan (gy weet het zelf wel) kan daar over oordeelen. Zy zouden het Godbetert niet verstaan. Dit is des de reden dat ik u het niet onder Ct. zende, & gy zult wel doen met 'er niet van te spreeken by hen. Gy hebt zeker myn laatste Griffonage ontvangen? ik zie daar myn Voorraad eens na & zend, want ik heb ze, nog een JacobaGa naar voetnoot1; die u zal toucheeren, & uw vrouw traanen kosten, & een Zedenzang. Ik sta zo op myn vertrek naar Amstd., anders kwaamt gy zo gaauw niet uit myne handen. Adieu dan, mes amis.
Raptim. Toujours la votre
Betje Wolff. |
|