Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXLII. (Aan Dr. D.H. Gallandat.)Myn Heer, hoogst geachte Vriend!
Ik vinde my zo zeer vereerd met Uwe attentie, dat ik nog deezen zelfden dag dat myn Broeder & Zuster vertrokken zyn, de pen op neem, om u op nieuw eenige minuten op te houden. Ik merk uit uwen zeer aangenamen, dat het Paquet nog niet aan uw huis was, in 't welke die stukjes zyn die gy met zo veel empressement van my eischt. Gy ziet, ik ben uw verlangen in 't gemoet gegaan: en zal altoos toonen hoe veel belang ik stelle in by u bekent, & is | |
[pagina 122]
| |
't mogelyk geëstimeerd te blyven. Het HekeldichtGa naar voetnoot1 maakt in Holland so veel opgang, dat de druk bykans weg is, en dat men een tweeden denkt aan te leggen. Het doet alle raisonable verstanden goed, dat die twee Geestelyke Rapen,Ga naar voetnoot2 of wilt gy liever, Tichelaars, zo verbruid hun loon krygen: de Opdragt noemen eenigen un chef d'oeuvre. Dit is zeker, dat ik toon origineel te denken; & vry gelukkig ben in myne gedagten, ook in prose, uit te drukken. Mag ik u vergen, meld my eens, entre nous, wat of myne Landsluiden er van zeggen, want ik wagt niet dat men in het styf-kerklievend Zeeland, zo gunstig over myne werkjes zal oordeelen. ‘Dat blyft maar over’ zeggen onze Boertjes; & 't is ook maar enkel nieuwsgierigheid. Gy begrypt wel, myne waarde Vrienden, (ik spreek ook tegens U, lieve Juffrouw) dat ik, met myn Vertrokkene, niet - geen enkel woord zelfs - kan spreeken over zulke zaaken. Allen denken niet eender, & ik kan my vry wel eenige dagen onthouden van redenvoeringen, die tog op niets uitloopen, zo alles nog wel schikt. Duizendmaal ben ik u verpligt voor uwe berigten ook nopens mynen grooten Rousseau. Hoe heb ik my zo gek uitgedrukt! ik lees Rousseau, maar hoe? zo, dat ik, onder het leezen, myne gedagten opteken: die, zyn ze niet zo zeer gegoûterd als die van Formei,Ga naar voetnoot3 ten minsten heel anders zyn. Ik hoorde onlangs te Amstd. dat die onverbeeldelyk groote man getrouwd was; is dat zo? zyn Beeltenis in medallion hangt op myn Boekenkamer tusschen de twee grootste onzer Vaderlanders, De Groot & Erasmus. 't Komt my voor dat er niets volmaakter geschreeven is dan de werken van Rousseau. Zyne Julie alleen - o zyne Julie! - Hy is de Confident der Natuur, - hy schilderd het hart; zo is het. Ik heb opgemerkt, myn Vriend, dat zy die zyne Julie mepriseerden door hunne Lofspraak hem geen eer zouden hebben gedaan. 't Zyn Lieden die niet voelen, & gevolglyk (hoord ons niemand?) niet sterk door denken kunnen; of ze zyn van Fontenelles volk. Gy | |
[pagina 123]
| |
weet wat zekere dame, haar hand op FontenellesGa naar voetnoot1 boezem leggende, eens zei, na dat hy haar zeker vaers hadt voorgelezen ‘ook daar zyn harssen!’ Keurlyke berisping; hy hadt geen hart. Welke schoonheden vervat zynen Emile! Trouwens, wat is, in zyn soort, zyns niets waardig? Zyn ‘quant on sait aimer et plaire’, zyn ‘Non, non, Colette’ zyn meesterstukken. En zyn Dictionaire de la MusiqueGa naar voetnoot2 - wys my zoo een werk eens! Wolff en ik zyn zyne aanbidders, en zo hy jong was, wy gingen naar Rousseau in Bedevaart; ik zou (ben ik geen vrouw?) allerlei stratagêmes gebruiken tot dat hy ons toeliet, hem de handen te kussen. Zyn Geestige Bespotter (o, veragt ik hem!) zou die eer niet hebben, ik zou op Mes Delices gaan, om iets wonderlyks, en niet om iets waarlyk groots te zien. Ik beken echter dat hy het schoonste Heldendigt en zeer goede Tragediën geschreeven heeft. Maar 't is een Papillon, door universeel te willen zyn heeft hy zich beneden zich zelf gewerkt. Ik zwyg van zyn slegt hart, van zyne grove en vuile spotternijen; de Vrouwen moesten zich, dunkt my, schaamen met veele zyner werken famillair te zyn. Ook hier in is myn sensible Rousseau voortreffelyk. Lees zyn Emile, zyne Julie & is alles niet, schoon 't met vuur geschetst schynt, decent? Maar waar houde ik u mee op! doch gy weet wel hoe moeylyk het is van een geliefd onderwerp weinig te zeggen. Hoe chagrinant, myne Vrienden, moet het vertrek van den braaven EchauzierGa naar voetnoot3 u gevallen zyn. Egaliteit in Sentimenten bindt, want men bemint en agt altoos zich zelf in een ander. Dit is, geloof ik, die seilstenige kragt der ziele die somwylen zo kragtig werkt, dat tyd noch afstand die niet kunnen vernietigen. Dit is een der reden, waarom ik den dood van myn verstandigen man so zeer zoude betreuren. Hy heeft smaak, genie, & een gecultiveerd verstand. Hy is myn lector van alles wat fraai, geestig, vroolyk, & verstandig is. Hy is wat beter: doch niet veel: ik vrees dat hy zagtjes heen gaat. Het accidentie blyft al zo, en ik zal my poogen gerust te | |
[pagina 124]
| |
stellen. 't Was my zeer lief te merken, dat myn Broer & Zuster niets, dan in vago, wisten noopens onze Correspondentie, dit is zoo als ik 't best oordeel. Hoe gelukkig waare ik zo ik zulk een paar redelyke menschen, als gy en uwe lieve vrouw zyn, hier by my had! zo gy my lief hebt schryf my nu & dan ten minste eens; ik durf voortaan niet meer zeggen, hoe hoog ik uwe brieven schat: ik zal zwygen; mids dat gy my nu & dan schryft. Is het u niet te veel gevergt, zeg my eens wat is er tog van de naare dood van Jan van Sassighem! Betje heeft er iets van gezeid, dat my onbegrypelyk voorkoomt! In vertwyffeling, - in de vreeselykste staat gestorven! Ik was een kind (20 jaar) toen ik trouwde, en weet des van dien man niets, dan dat hy niet dagt als de groote menigte. Juffr. Brand schynt zich ook zeer voor my te intresseeren, en met u vrienden te zyn; groet die verstandige Christinne eens hartelyk voor my. O, wat is Wolff gelukkig, dat hy hier ongestoord Christelyke Philosofie mag preeken! nooit kom ik weer in dat bigot Zeeland. Wilt gy gelooven, myne Vrienden, dat ik er niet vry zou dobbelen? & ik heb met hen niets te doen; ten zy zy myn legen geldzak vol mirakeliseeren. Medunkt dat myn Hekeldicht u smaaken moet; ik doe er vry wat in af. Wilt gy dit copy eens leezen en by occasie terug zenden van dit versje? gy ziet waarop het doelt. Kent gy dien waarden agterkleinzoon van De Groot? neen, denk ik, maar gy hebt wel zo veel credit voor my. Kent gy ook myn Datheniaantje?Ga naar voetnoot1 & zeker vaers aan Mevrouw de Moor van Immerzeel?Ga naar voetnoot2 en zekeren sendbrief beginnende ‘Ende ziet het geschiedde nu in de dagen van enz.?’Ga naar voetnoot3 Adieu, mes amis! de Brief moet voort, hy is heel maager. Hier na eens wat beters hoop ik. Ik denk dat Jan en zyn Vrouw nog 14 dagen in Holland blyven. Wolff groet u heel hartelyk. Apropos, zou de Hartklopping, die my dikwyls zo lastig valt, van te veel zitten komen? & is er niet een eenvoudig middeltje tegen | |
[pagina 125]
| |
te gebruiken? Hoe 't zy, ik stel myn eer en vermaak in te zyn, Waarde Vrienden, T. à T. Betje Wolff. Beemster, 5 Juni 1774. |
|