Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 119]
| |
XLI. (Aan mevrouw de Winter, van Merken.)aant.Mejuffrouwe!
Wat beweegt my toch u lastig te vallen met deezen? Ik beken, dat ik geene andere verschooning heb, dan myne onuitdrukkelyke hoogagting van uwe deugden & begaaftheden. Hoe verre gy ook boven my uitschitterd, myn hart, myn grootsch hart, dwingt my U, eens van al myn leeven, te zeggen dat niemand, wie ook, U met meer eerbiedige verwondering beschouwt dan ik, ja dat dit zelf my belet eenige vriendelyker sentimenten voor u te durven koesteren. Indien ik de eere had by U bekent te zyn, gy zoud overtuigd weesen, dat ik veel meer & veel grooter van U denk dan ik kan zeggen. Ik dank de Hemel dat ik juist genoeg verstand heb om uwe waardye te kunnen beseffen! & dat myn hart wel genoeg geplaatst is om met de zuiverste vreugd u homage te kunnen doen! Denk niet, dat ik uwe onschatbare vriendschap ambiëer, & dus myne Eigenliefde tragt in de hand te werken; neen, uitmuntende Dichtresse! uw verheven geest is niet geschikt tot eene dergelyke alliance met een Genie van myn soort. Ik weet het: maar ik berust er ook in. Ik vlei my ook niet, dat het inliggend stukjeGa naar voetnoot1 U, een zo denkend weezen, zal voldoen. Indien de uitvoering al iets of wat voldeedt, gy kunt geen smaak hebben in het sujet. Echter konde ik my thans 't genoegen niet weigeren, om het u te zenden. & welk een schoone gelegenheid - uw naam is er in gemeld, maar zo in gemeld, dat er myne billyke agting voor u allessinds in door straalt. Uwe heusheid kan zich dit niet belgen. Ik voeg er dus niets over by. Hoe zoud gy my kwalyk kunnen neemen, dat ik U regt doe? U kan dat onverschillig zyn, maar my waarlyk niet. Heb dan gedult met deeze myn ambitie! | |
[pagina 120]
| |
Nacht & dag occupeerd gy myne eerbiedige gedachten. - Myn heele ziel is met U vervult. Myn Wolff hoord dikwyls (want ik leef sterk) hoe druk ik het met u heb: van deesen nagt nog was dat zo, & ik weet zeer distingt wat gy zeide. Wat zegt gy van zulk een effort op my zelf? my dus jaaren lang (schoon met moeite) te weerhouden U eenig bewys te geeven van de welgegronde hoogagting die ik voor U voede. Hier toe, zo ik ooit iets uwer attentie mogt hebben, agtte gy my zeer zeker niet in staat. O wie, - wie die een ziel heeft leest uw David zonder de edelste aandoeningen te voelen voor de groote Van Merken! 't Is zeker boven mynen lof: ik prys ook niet, Mejuffrouw; laat ik alleen mogen zeggen dat ik dat schoone stuk verdien te leezen. Spreek my toch van Jaspis noch Safieren, noch kwalyk geplaatste Persoonsverbeeldingen. Geef my myn David, dat heerlyk kabinetstuk, myn geest voelt zich verlustigt, myne rede wordt gesterkt, & myn hart (o Mejuffrouw, het is wasch in uwe handen!) voelt millioenen schoonheden, die ik niet weet op te noemen. Hoe bid ik om de verlenging van zulk een kostelyk leeven, als het uwe! Hy die u zo mildaadig bedeelt heeft met de edelste zielsvermogens, conserveer u nog veele jaaren in bestendige gezontheid. Wees nog lang in onzen kring en schryf tog zo lang gy leeft! Wist gy eens hoe onze aanzienlyke Vaderlanders my hun hof maaken, als zy, met een vriendelyk glas wyn, uwe gezondheid instellen, & hoe ik daar altoos, met de grootste attentie, voor bedank. Myne estimable de Moor van Immerzeel is van intentie, hoorende dat gy des zomers u buiten Leiden sejourneerd, u van zyne agting te komen verzekeren. Ik denk, dat een bezoek van deesen braaven & verstandigen man u niet onaangenaam zal kunnen zyn. Laat ik ter myner excuus by u mogen zeggen, dat dit stukje door Zyn Edel Grootagtb. beschaafd is geworden, & dat ik het uit complaisance voor deesen mynen bestendigen vriend heb opgesteld. Verstandige lieden zien de voorwerpen niet altoos uit hetzelfde punt. U zal het denkelyk niet voldoen en zyn Wel Ed. GrootAchtb. vond er een uitneemend behaagen in: denkelyk ook omdat hy belang in myn caracter neemt. | |
[pagina 121]
| |
Ik verg u niet eens den moeite om deezen te antwoorden. Ik heb uw schrift gezien: dat is my genoeg. Waarlyk, Mejuffrouw, niets dan myne uitmuntende hoogagting voor u doet my deese vryheid gebruiken: ik ambiëer niet dat voor my niet zyn kan! Gy kent my niet dan voor zo verre ik met Ragoutin de gaaf heb, om ‘redelyk goed slegte vaerzen te maaken’. Ds. Wolff, die te wel denkt, te keurig oordeel heeft om met zyne vrouw omtrend u te verschillen, salueert U en myn Heer Van Winter met zyne natuurlyke goedhartigheid; ik voeg hier niets by, dan dat ik met de zuiverste hoogagting & niet uit etiquette my noem (want ik ben het inderdaad).
Uwe ootmoedigste Dienaresse
E. Wolff geb. Bekker.Ga naar voetnoot1 In de Charmante Beemster, . |
|