Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 106]
| |
XXXVIII. (Aan Dr. Gallandat, Vlissingen.)Ja, myn geëerde Vriend, het is my ten uitersten aangenaam onze oude vriendschap met u vernieuwt te hebben; & ik zal niet afzyn u, zo veel in my is, te doen zien dat ik u regt doe, dat ik u distingueer. Die wel schryft, denkt wel; en dewyl ik de kunst van denken zéér hoog schat, is het vry natuurlyk dat ik my veel nuts en vermaaks beloof uit de Correspondentie met een man, die my toont zeer verre gevorderd te zyn in die kunst. Gy lacht mogelyk op het leezen deezer betuiging, en zegt: ‘is dit de taal van eene Vrouw, van een Bel Esprit, van eene Dichtresse! kan zodanig een Weezen regt hebben, om uitspraak te doen over de waardy van een man, die meer solide dan schittrend is.’ Hebt gy gedaan, myn Philosoof? wel dan verzoek ik, dat gy my, in dit geval, op myn woord geloofd: 't is waar ik kan niet ontkennen dat ik eene vrouw ben, ik ben zelf zeer in myn schik met myne sex; voor een fraaie geest houden my veelen, & ik heb, trots Ragoutin, de gaaf om vry gelukkig slegte vaerzen te maaken; maar, met dat al, in vertrouwen gezegd: ik heb veel meer werks gemaakt van myn bonsens uittebreiden, dan myne inbeelding te vermeerderen, en dewyl ik niet geloof dat gy my kunt bewyzen, dat er Sex der zielen is, zo zal ik de vryheid neemen om met u als met myns gelyke te handelen. Ik geloof zeer wel, dat gy nooit gestaan hebt naar den tytel van Bel Esprit; & waarom? om dat hy die er naar staat, op zyn best, altoos een geestige zot is: evenwel, vind ik uwen charmanten brief een meesterstukje van dat exquise boertige, dat maar zelden in de Brieven van eenen Gallandat of EngelmanGa naar voetnoot1 gevonden word: & ik zal, op des zelfs lectuur, weer een onzer geaccrediteerste Regenten tracteeren, zo dra ik hem schryf. Maar, myn vriend, welke gewichtige Charges legt gy my op! uwe Geestelyke, uwe Rechtsgeleerde, - | |
[pagina 107]
| |
uwe Philosofe te worden! Hoe waagt gy my! ik zuissebol van zulke brillante posten! & hoe voldoe ik uwer verwagting? Evenwel! ik heb vaniteit genoeg om die Waardigheden aan te neemen, & ik zal niet verzuimen uwe electie te justifiëeren door wel te doen. Was het echter niet veel gemoedelyker u te raden, om deeze drie faculteiten zelf te vervullen? Onder myne bizarreries is ook deeze: dat ik dit alles voor & over my zelf ben, en myn Bybel, myn Corpusjuris, en myn MontesquieuGa naar voetnoot1 in een exemplaar heb, in myn eigen hart. Dat zegt my in de eerste hoedaanigheid ‘Eerbiedig de eerste Oorzaak van alles’. Onder den tweeden tytel leerd het my: ‘doe 't geen gy wilt gedaan zyn’, en als myn Esprit des Lois: ‘Overwin u zelf als rede & orde dat eischen’. Ja, myn Vriend, zo dood eenvoudig is het verstand van Betje Wolff, die, was zy geene gebooren Dichtresse, te strikt zoude denken om ooit eene tombade op den Parnassus te doen! Apropos van den Parnassus! weet gy wel dat ik my heerlyk gediverteerd hebbe met de wonderlyk fraaye Vaerzen onzer Vlissingsche Poëten? Waarlyk, ik ben in de verzoeking om dien Comandeur van de klisteerspuitGa naar voetnoot2 eens un plat de ma façon te vereeren o Lieden van den eersten zang
Wat maakt gy 't onze Runderen bang!
En loopt zo een kwast waaragtig los? Wel hoor, zo dra het Santhortsche Zothuis in order is, waarvan, gelyk gy weet, zy my tot Moeder & de beroemde schryver van ‘Barnevelds eer verdeedigd’ (d' advocaat Calkoen)Ga naar voetnoot3 tot vader gekozen hebben, zal dien Poëet-Apotheker - Burger Captein - en Ouderling der eenige waare Kerk, tot Poëet van myn dolhuis gehaalt worden; hy zal | |
[pagina 108]
| |
echter geene vryheid hebben om pillen te rollen, noch gedegend aan 't hoofd van andre zotten op te trekken; maar Ouderling kan hy blyven, zodra ik do Jan Claasen van Leerdam,Ga naar voetnoot1 als Zôôzôô in de knip heb. Kunt gy dit nuttig plan aan onze jonge speelzieke Regenten niet wat appetytelyk maaken? 't Spyt my, ik heb de handen te vol, maar zo een Ezel aan de Lier eens zo bespottelyk te maaken als hy verdient, o Gallandat, dat zou myn zaak zyn! Myne oogen tintelen, zegt Wolff daar, van Satiricq vuur, terwyl ik er over denk! Het verbaast my ook, dat er in ons stadje genoeg Gens du bon ton zyn om een dansparty te kunnen houden! En wat zeggen de Zôôzôôs wel van zulke God-onteerende Balen [bals]? Voorspellen zy nu niet wel Vlissings ondergang, omdat eenige vive menschen eenige menuetspasses op eene vrolyke Party doen? De zo genaamde Godsmannen roeren het in de Hollandsche steden niet minder; & zo zy gedurft hadden, ik had allang een afgesnedene geweest; doch, dat 's raer! ze zyn voor een klein grappig vrouwtje zoo weergaas benaauwd als Heintje Peuzel voor het wywater. & weetje wat het ergst voor hen is? ik heb zulk een raisonabel, & echter zulk een regtzinnig gereformeerd man, dat zy de bedoelde snaak nooit kunnen magtig worden. Ik hoorde, by gelegenheid dat Craig uitkwam, dat de Classis van Amsteldam aan die van Edam meende last te geeven, iemand uit dat Eerw. lichaam te eligeeren, om de Pryscourant van myn geloof op te neemen, & ik verhaalde daarop aan iemand, die ik als myn Marionette bewoog, dat my dat aangenaam zyn zoude, & dat ik ten dien einde my reeds voorzien had van een almagtige groote Geldzak; want, zei ik, 't is natuurlyk dat zy my de Godlykheid hunner zending door een significant mirakel getoont hebben; ik zal des, om met order voort te gaan, vergen dat zy die zak vol gouden ryers mirakelen, & als dan zal ik de inschikkelykheid hebben om te hooren; doch kunnen zy die kragt niet doen, dan zal ik hen, door schout & dienders, | |
[pagina 109]
| |
als Oproermakers, & als Inquisiteurs de Pastori doen uitjaagen. Deeze grap heeft my waarlyk voor moeite bewaart; want myn Pop kakelde het trouw aan hen over, & zy begreepen, dat zy niets beter doen konden dan my te passeeren. Geduurende den Socratischen Oorloch,Ga naar voetnoot1 kwam het volgende uit, & men heeft altoos geloofd dat Betje Wolff d'autheurse was: Hofstêe kon Socrates niet onbeledigd laaten,
Om dat die braave Heer,
Naar zyn Hervormde Leer,
Geneigt is van Natuur God & den Mensch te haaten.
Tusschen ons gezegdt, & gebleeven, is onzen Engelschman T - s inderdaad een Philosofisch verstand? maar hoe drommel houd hy zich dan zo op met het uitleggen van Hebreeuwsche woorden, die voor ons niets zyn? Gy merkt wel dat ik my meesterlyk bedien van het kunstje dat ik ontdekt hebbe om u aan de praat te krygen? & ik heb nog niet gedaan. Kent gy waarlyk myn Marmontel? die edelmoedige advocaat voor de onwaardeerbare vryheid der Menschelyke natuur! Zyn ‘Belisaire’ heb ik als opgegeeten, & zyne ContesGa naar voetnoot2 zijn de aangenaamste lectuur voor onbedorvene en gevoelige harten. Kent gy ook door Conversatie Rousseau? de groote, de goede, de uitmuntende Rousseau? zyn beeld hangt op myn Boekekamer in eene Vergulde Lyst & tusschen de Groot en Erasmus. Dit is myn Schryver! ik lees hem altoos! ik lees hem met anotatiën, ik lees hem alleen, of in 't gezelschap van fyne vernuften, & myn eerste vraag aan bereisde jonge Heeren is altoos: Kent gy die ware philosoof? dat aller grootste vernuft onzer eeuw - die Newton in zyn Phase? Wat styl is de zyne? hy schildert in den grootschen smaak van een Michel Angelo; iedere penseelstreek is zo als zy zyn moet; welk eene verbaazende kennis heeft hy van 't hart, & hoe wel besteed hy die goddelyke begaaftheden? Hoe beaaem ik het geen | |
[pagina 110]
| |
de Schryver van het zeldzaam werk L'année 2440 nopens hem zegt; lees die passageGa naar voetnoot1 - wat hoef ik die te schryven? HelvetiusGa naar voetnoot2 ken ik uit zyn Esprit: & schoon ik voor my vast geloof, dat ik niet geheel machine ben, stem ik echter volkomen in verre het meeste zyner stellingen; en 't is zeker tot schande van Vrankryk, dat men een beul employeert om zyne dwaalingen te wêerleggen! Nog eens van onzen Poëet Busken!Ga naar voetnoot3 Wilt gy wel gelooven dat zulke zotternyen maar te veel nadeel doen aan het uitgestrekte Ryk der Waarheid? Alles wat zeker serieus air heeft wordt gegouteerd door 't gemeen van allen rang, hoe gek het tog is; ik wenschte daarom, dat men zulke Uilen belachelyk maakte, & aan eeven groote gekken verbood tot schande der kunst zulke allerdolste rympjes te Parodiëeren. Binnen 't kort hoop ik met den advocaat der kerkGa naar voetnoot4 cum sociis afterekenen in eene satire ‘Aan mynen Geest,’ ik flateer my, dat het u zal smaaken! Wagt een Exemplaar met een van den ‘Brief aan den Heer Vollenhoven’,Ga naar voetnoot5 ik zal er een ‘Zedenzang’ & het ‘Scheepsliedje’Ga naar voetnoot6 by doen. Gy ziet, het is my | |
[pagina 111]
| |
ernst onze vernieuwde vriendschap te cultiveeren, doe insgelyks. Het accident word nog met succes behandeld, dog zoo hard zynde als marmer, neemt het weinig of niets af, sinds het tot de grootte van een erret gebragt is. Myn waarde man Word zeer caduc, & ik denk dat woonde gy hier, ik U al eens zoude gehaalt hebben om te zien wat gy er van denkt; zyne beenen worden monstreus dik, en zeer pynlelyk; zyne regterhand is dik, & hy kan hem niet gebruiken. Van Bruggen zegt: 't is een vol zwaarlyvig man, ik durf er niet veel aan beginnen en die dikte in de beenen is wel pynelyk, maar eene redding der natuur die niet mag gehinderd worden. De goeye man is 67 jaar gezond geweest, zo dat hy is wat lastig, want hy weet van geen ellende. Maar ik heb ook niets te doen dan hem optepassen, zodat als hy maar weer beter word ben ik wel te vreden. Og die goeye man! lach waaragtig niet, ik zou veel aan hem verliezen: hy is al zo veel myn Vader als myn man. Verzeker uwe beminlyke Vrouw van myne liefde voor haar, & geloof dat ik my eene eere maak van te zyn uwe sincere & hoogachtende
Betje Wolff. Beemster, .Verzoeke adres voor het inleggende briefje. P.S. ik schryf voor u & voor uw vrouw. Dit a governo. |
|