Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 73]
| |
XXVI. (Aan Mr. H. Noordkerk.)aant.WelEdelGestrenge Heer!
Uwen geëerden van 22 July is door my met te meer blydschap ontfangen naar maate ik hartelyk verlangde te hooren hoe myn hoogst geëerde Vriend zich bevond. De blyken van uw aandenken zyn by my zo hoog geschat dat ik my oneindig meer daar in verheugde dan in alles wat eene Waereld, die my meer en meer dixtingueert, in staat is ten blyke haarer achting voor my te doen. In myn Walcheren is my eere beweezen & dat in zulk eene maate dat ik vreezen moet die niet te verdienen; als zynde nog niet op de hoogte waar men my stellen wilt. De Fatsoendelyke Lieden welke de Fraaye Letteren in Holland beminnen doen my vergeeten hoe zeer men my beleedigt heeft, & met onverschilligheid aanzien dat de afgunst in myne absentie hier & daar het hoofd opsteekt. De Heeren de Moor, Schippers, Burman, Rademacher, Loosjes, Alewyn, van Hemert, enz. met anderen doen my eenparig het volgende voorstel: Myn Pourtrait in 't licht te geeven. De Drukker enclineerde er voor lange toe & nu meer dan ooit. Wat denkt UwelEd.Gestr. van die zaak? My betreffende ik kan, dunkt my, er niet veel tegen hebben, dog kan ik myn Drukker zulke kosten vergen? De keurige Miniatuurschilder Bruinings,Ga naar voetnoot1 te Rotterdam eischt, (dit heeft men onderdehand vernomen,) 16 ducaten & Vinkles 130 ƒ. De Fortuin, & uwe dienaresse zyn (door de slegte conduite van zeker iemand) zo gebrouilleert dat dit fournissement my zo onmogelyk is als het air Prude te attrapeeren. Myn lieve Vader wilde ik er mede verrassen, die waarde Man is zo idolaat van d' eere die zyn lieve Bet (zo noemt hy my altoos!) word aangedaan, dat ik nog voor jalousi vrees; & ook ik wil zelfs voor dien | |
[pagina 74]
| |
besten der Vaderen niet weeten dat ik over dien kant bedorven ben; 't zou zyn teder hart te sterk treffen: hy weet te wèl dat ik in opulence ben opgevoed. Ik hebbe gemeent dat UwelEd.Gestr. te zeer myn Vriend is om my op dit stuk zynen raad te willen weigeren, noch kwalyk zal neemen dat ik zo vertrouwelyk schryve. Ik hebbe voor de Charmante Juffrouw Schippers, dat keurlyk stukje van Pope,Ga naar voetnoot1 The Rape of the Lock, vertaald & myn Leermeester zegt dat ik sedert eenigen tyd niets meer doe dan en Maitresse. Durfde ik, ik zond die Vertaaling, neevens eenen zeer geloueerden brief, door my, uit Walcheren, aan VreedemondGa naar voetnoot2 (Loosjes) geschreeven, neevens Scipio, & zo voords, ter uwer Lectuur; maar ik vrees of UwelEd.Gestr. thans wel gedisponeert mogte zyn om zulke stoffen te leezen. Op uwe eerste order zal ik d' eere hebben, die te zenden. Thans diverteeren zy onzen waardigen do Munnikemolen, die ik het plaisir hebbe van in onze Beemster te zien, & rykelyk gebruik maakt van myne Boeken. De Kermis is hier buiten alle voorbeeld slegt geweest, door het fatale weer, & ik heb het bitter Chagrin gehad van myn uitneemend schoon, lief, bemind Pretty, door een Paerd te zien morsdood slaan. Arm diertje, hy is myn ouwe trouwe witte Lieveling haast gevolgd. Wel mogt ik, des laatstens dood beweenende, myn LykzangGa naar voetnoot3 aan zyn jong makkertje toe eigenen! ze liggen beide al onder de Beemster klei. De Heeren van ons Oord waaren zo getoucheerd over myne traanen, (waarlyk ik schreide over dit laatste verlies!) dat Een der zelve & dat wel de jongen Heer Boon; (een geheel ander segneur als zyn Vader) my des anderdaags, den mooysten hond bragt die hy zelf had & beminde, gedresseert & nog geen jaar oud. Zie myn Vriend dit is het smartelykste dat my in lange ontmoette. Aan- | |
[pagina 75]
| |
genaame Nouvelles uit Zeeland, myn liefste broertje is min pynelyk; & schoon er geen hoop van herstel is, is hy echter thans redelyk naar zyn droeven staat. Vlugge vive jongen. Ydelheid. Myn eerwaardige Vader is vry veel gebeetert, & instaat om zyn Paradysje door te trantelen. Dit overstroomt myn dankbaar hart met vreugd, & ik weet dat Gy zulk eene noble wyze van denken hebt dat gy my wel zult excuseeren, schoon ik er mentie van maake. Jouisseer bid ik van dit zagte weder, 't geen wy schynen te krygen, tot herstel uwer kragten, & tot opwekking uwes geestes. Gedenk myner gunstig & doe my 't regt van te geloven, dat ik met de grootste achting & innerlyke affectie ben d' uwe
Betje Wolff.
Beemster, 8 Aug. 1771.
P.S. Myn atlas is met schoone Pourtraites vermeerdert, met Newton, Juffr. Schuurman, Garick, Juvenaal, Roi du Prusse, de eerste danseres enz. |
|