Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXXIV. (Aan Mr. H. Noordkerk.)WelEdelGestrenge Heer!
Ik neeme de vryheid UwelEd.Gestr. ons behouden arrivement te communiceeren; wel verzekert dat de goedheid van UwelEd.Gestr. my dit gaarne zal toestaan, & dat U deeze tyding niet onaangenaam zyn zal. Wy gingen Dingsdag ten 4 uuren des na middags van Rotterdam scheep, & zo de wind niet zo fiament geweest hadt, zouden we het in een ongeloofelyken korten tyd hebben overgezeilt; dog moesten om die reden in de Kil ten anker; van die ty, tot dat wy Donderdag morgen 9 uuren hier kwaamen, liep wind & weer in allen opzigte tegen. Dog dewyl ik verpligt was te bed te blyven, om de zee ziekte, & veel al sliep zo hinderde het my te weiniger. Enfin, tegens verwagting der vrienden, kwaamen wy dien morgen aan, & ik had het onbetaalbaar genoegen om myn waarden Vader volmaakt blyde & gezond t' omhelzen, neevens allen die my lief zyn, exept myn middelste broederGa naar voetnoot1 dien eene zwaare krankte, & kramp in de ingewanden echter, nog lust genoeg laat om aan zyne herstelling te hoopen. Ik hoore dat onze kindertjes onder de plaisieren die zy den heelen winter opgetelt hebben, als hun wagtende, altoos dat getal slooten met: ‘En dan komt Tante Wolffje ook nog.’ Ik zie dat ik by allen van klein tot groot hartelyk welkom ben, & | |
[pagina 71]
| |
dit zeker is my te aangenaamer naar maate dat hartelyke in familliën zeldzaamer is. Ik vreeze op myn retour het geluk niet te zullen hebben UwelEd.Gestr. te zien. De Goudsche Vrienden hebben myn man beduid dat hy my by do Couperus moet afgeeven & die zou my op Knodsenburg de Plaats van den Heer van BodegraafGa naar voetnoot1 brengen om tegens de Beemster biddag thuis te bezorgen & dan te wardschippen. Ik was er mede in myn schik dog liet het hun afhaspelen. Myn man moet absolut thuis zyn; den 21sten is 't weer preeken, zo dat ik moet op dien tyd met Couperus huishouden. Niet hoop ik vuuriger dan 't geen U het leeven taamelyk gemakkelyk kan maaken! & dat ik tot aan deszelfs einde mag behouden die affectie die my tot zo veel glorie als geluk is. De gantsche famillie, & byzonder myn Vader verzoekt UwelEd.Gestr. deszelfs hoogachting te verzekeren. Terwyl ik my met de grootste achting & zuiverste genegentheid aller ootmoedigst tekene
UwelEd.Gestr. onderdanige & verpligte
Betje Wolff. Altyd welGa naar voetnoot2, 22 Juni 1771. |