Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXXII. (Aan Mr. H. Noordkerk.)WelEdelGestrenge Heer!
De tyd heugd my niet dat ik zo verblyd geweest ben dan deezen middag door 't ontfangen uwes geëerden. Ik bedanke hartelyk voor 't genoegen my veroorzaakt; indien wenschen konde baaten, UwelEd.Gestr. zoude jouisseren van eene gezondheid gelyk aan die die de goede Voorzienigheid my schenkt - eene mag ik zeggen volmaakte. Content in een lot dat zich tog niet naar my wilt schikken, in 't bezit der agting en volkome goedkeuring van lieden, die wel denken & in staat zyn my eere aan te doen. Wat zal ik wenschen zo niet het bestendig geluk myner vrienden! myn hart begint sterk te trekken naar Zeeland, maandag nog zes weeken, & dan zal de reis beginnen. Ik hoope immers voor myn vertrek uit Holland UwelEd.Gestr. te kunnen myne opwagting maaken? - myn lieve, waarde Vriend, ik vley er my vastelyk meede, al was 't maar voor een uurtje! beloof het my maar in voorraad & ik zal my verheugen. | |
[pagina 67]
| |
Hoe durf ik deeze boeken zenden? vergeef het my tog! ze waaren op de Boekekas gelegt, een fraay excuse als men iemant zyn goed lang houd! laat ik tog beterschap beloovende, vergiffenis verwerven. Nu is er niet meer of heintje Pik moet er mee speelen; ik ging aanstond op 't ontfangst uwes geëerden naar myn kamertje & zogt; al zyn dagen by elkander stonden de Vrienden. De Professor schryft eene schoone voorrede of opdragt, & het doet eere aan ons land, dat hy zo vry mag schryven. Ik bedank hartelyk (my gerecommandeert houdende) voor de lecture. Ik begint regt deeg te krygen van myne oeffeningen, genoegzaam uit iedere hollandsche stad doet zich iemant van aanzien op, die my zegt dat ik wel schryf. De braave en raisonable do Wigeri,Ga naar voetnoot1 de uitgeever der Latynsche werken van Professor Venema,Ga naar voetnoot2 & zwager van dus Couperus, heeft die lyst van vrienden vergroot, & ik heb thans present zyne fameuse brieven over de kerkelyke hoogmoed & zo voords, in 't geval van do BlomGa naar voetnoot3 & de Franiker Regeeringe. Ik verzoeke vriendelyk adres voor den inliggenden, hy behelst eene menigte schriften van my & eenige Predikatiën die zyn Ew. de obligeance heeft my uit te schryven dewyl ik zo gecharmeert ben op zyne wys van prediken. De Gouwenaars & Gouwenaarsters (de Heer en Vrouw van BodegraafGa naar voetnoot4 & hunne dogter vóór allen) plaagen my verbruit met de conquete die ik op hunnen beminden Pharherr gedaan hebbe, & dit diverteert ons door leevendige invallen (blyvende ik niets schuldig) & vrolyke aanmerkingen. Ik neeme de vryheid hier nevens te voegen Jacob (Veldzang) & Rachel.Ga naar voetnoot5 Deeze twee stukjes behaagen zo zeer dat ik niet weet | |
[pagina 68]
| |
wat er van te denken. Indien ik uw min partydig & des te hooger geschat, oordeel daarover mogt weeten. Myn Philosoof Loosjes schreef my, - ‘hy moet geen ziel hebben die niet verrukt is door dit schoone, dit natuurlyke, dit edele dat iedere regel vertoont,’ enz. enz. In hoope van altoos te zyn in de gunstige gedagten van UwelEd.Gestr. neeme ik de vryheid my by continuatie te noemen met alle mogelyke achting en affectie
UwelEd.Gestr. ootmoedige & verplichte dienares
Betje Wolff geb. Bekker.
In de Beemster, dinsdag avond 30 April 1771. |
|