Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken

XXI. (Aan Mr. H. Noordkerk.)

WelEdelGestrenge Heer!

Deezen dag myne kleine Boekery doorziende, vond ik in dezelve het nevensgaande Boek; d'occasie is te gunstig voor my om niet my daar van te bedienen, om my te informeeren op den welstand van UwelEd.Gestr. 't Is onbeleeft iets zo lang te houden; dog 't was zo wel bezorgt dat dit juist de reden is waardoor ik het niet heb kunnen vinden.

Ik twyffele niet of myne twee laatste zullen UwelEd.Gestr. wel zyn ter hand gekomen. Ik zoude gecharmeert geweest zyn een

[p. 66]

lettertje antwoord te hebben ontvangen, dewyl ik my zeer inquietteer over uwen toestand die ik meen dat zeer ongunstig is: indien het UwelEd.Gestr. moogelyk is, zo doe my die gunst en laat ik weeten hoe of 't is.

Ik hoope dat het saizoen, 't welk zich begint te beteren, voordeelt voor U zijn zal, & dat ik nog voor onze aanstaande reis op den 17 Juni vastgestelt, daar van getuige zal weezen.

Intusschen heb ik d' eere met alle gevoelens van hoogachting & verpligtinge te zyn die ik altoos zal blyven

UwelEd. ootmoedige Dienaresse

E. Wolff geb. Bekker.

28 April 1771.

in de Beemster.