Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXX. (Aan Mr. H. Noordkerk.)WelEdelGestrenge Heer!
Myn laast eerbiedigst schryven aan UwelEd.Gestr. in antwoord op den uwen in 't begin van Maart gedateert, zal wel zyn ontfangen. Ik hoope dat UwelEd.Gestr. my zult permitteeren dat ik alweer eens myne opwagtinge by U kom maaken? Het excuus gaat hier gedrukt neevens; 't is de obligeante BurgemeesterGa naar voetnoot1 die my de occasie geeft U dit aan te bieden. My zyn 50 gedrukte exempl. op de aller politste wyze present gedaan, met verzekering dat er niet | |
[pagina 65]
| |
één meer gedrukt was, & men solliciteerde om ieder der vrienden, die ik zulks waardig achte, een te zenden, met het verzoek om de door hun menigvuldig geschreevene Copiën terug te mogen ontfangen. Ik flateere my dat UwelEd.Gestr. wel eenig deel zult gelieven te neemen in de gevoeligheid die ik hebbe over de eere myn werkje aangedaan. De vrienden van onzen smaak hebben het eenparig met den hoogsten lof vereert; ik stel er veel van op reekening hunner affectie voor my; dog, indien het slegt of stekend was, zoude geen van allen my hebben getoont dat zy 't in zulken waarde hielden. Hoe 't zy, ik hoope dat het eene & andre uwe goedkeuring mag wegdraagen, & dat welhaast de nog oneindig aangenamer tyding van uwe herstelde gezontheid en aanneemende kragten my zullen verblyden. Met de allergrootste agting, & de tederste affectie solliciteer ik uw gunstig aandenken & dat ik mag voortgaan my te noemen
UwelEd.Gestr. ootmoedige dienares & kleine
Betje Wolff.
In de Beemster, 1 April 1771. |
|